H6 Arbeid

ARBEID

W = F x s

W = arbeid (Nm)

F = kracht (N)

s = afstand (m)

Let op: De kracht moet altijd in dezelfde richting werken als de

 afstand. 

1 N/m = 1 J

ARBEID

= maat voor de hoeveelheid werk die door een krachtbron verricht wordt op een massa.

Arbeid is de energie die nodig is om een kracht iets te laten verplaatsen.

versnelling

versnelling = =snelheidsverandering / tijdsverandering

Fres = m x a

Fres = resultante kracht (N)

m = massa (kg)

a = versnelling (m/s2)

De resultante kracht is

1. 60 N
2. 140 N
3. 100 N
4. 40 N

Noem een voorbeeld van een tegenwerkende kracht.

katrollen & hefbomen

Wat je wint aan kracht, 

verlies je aan afstand. 

Kan een persoon met een
kracht van 50N dit blok
van 10kg optillen?

1. ja
2. nee

P = U x I 

(opgenomen vermogen)

P = vermogen in W

U = spanning in V

I = stroomsterkte in A

P = W / t

(nuttig vermogen)

P = vermogen in W

W = arbeid in Nm (of J)

t = tijd s 

Rendement

n = P nut / P op * 100%

Een automotor heeft een rendement van 22%. Als de auto
500 m rijdt, dan verbruikt de motor een hoeveelheid benzine waarin 1,5 MJ aan chemische energie opgeslagen zit. Bereken de motorkracht van de auto.

1. 3660 N
2. 0,366 kN
3. 6600N
4. 0,66 kN

TREIN
Een speelgoed trein rijdt rondjes op een baan. Je meet wat de stroomsterkte en de spanning is. De spanning is 5,4 V en de stroomsterkte is 800 mA. Het rondje heeft een diameter van 1 meter en de trein weegt 200 gram. De trein legt het rondje af in 2,5 seconde
.
Bereken het rendement van de elektrische trein.

SOM: TREIN

Een speelgoed trein rijdt rondjes op een baan. Je meet wat de stroomsterkte en de spanning is. De spanning is 5,4 V en de stroomsterkte is 800 mA. Het rondje heeft een diameter van 1 meter en de trein weegt 200 gram. De trein legt het rondje af in 2,5 seconde
.

Bereken het rendement van de elektrische trein.