Crisis Hoofdstuk 1, deel 2

Consumentenvertrouwen....
Verwachting van de consument over de ontwikkeling van de economie  --> 
Goed --> men verwacht voorlopig werk te hebben
--> men durft (grote) uitgaven te doen
--> de bestedingen (aankopen) nemen toe
--> de economie groeit (en dan komen er nog meer banen)
Slecht --> gevolgen zijn precies omgekeerd
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Consumentenvertrouwen....
Verwachting van de consument over de ontwikkeling van de economie  --> 
Goed --> men verwacht voorlopig werk te hebben
--> men durft (grote) uitgaven te doen
--> de bestedingen (aankopen) nemen toe
--> de economie groeit (en dan komen er nog meer banen)
Slecht --> gevolgen zijn precies omgekeerd

Slide 1 - Slide

Inflatie
Bij veel vraag naar producten (bestedingen) gaan de prijzen omhoog. Dit heet inflatie.
Je kunt met je salaris minder goederen kopen -->
je koopkracht daalt hierdoor.

Vraag: Waarom is deflatie (daling van prijzen) slecht voor de economie (bestedingen) ?

Slide 2 - Slide

Paragraaf 1.2
Economie gaat over kiezen

Belangrijkste begrippen: behoefte, consumeren, investeren, middelen, schaarste, opofferingskosten. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat betekent consumeren?
In het woordenboek Van Dale staat het volgende:




Bij economie zeggen we: consumeren is het kopen producten (om daarna te gebruiken) om in je behoeften te kunnen voorzien.
Hoe meer mensen in hun behoeften kunnen voorzien, hoe welvarender we zijn.

Slide 5 - Slide

Producten
Producten zijn goederen en diensten die je kunt kopen om in je behoeften te voorzien.

Goederen zijn tastbare producten, zoals eten, kleding, een fiets, etc.
Diensten kunnen door iemand geleverd worden, denk aan het knippen van je haar, een taxirit naar huis, een vliegreis naar je vakantiebestemming.

Slide 6 - Slide

Consumeren of investeren
Consumeren --> aanschaffen van product (dienst of goederen) om te voorzien in de behoefte van de consument.

Bedrijf --> geld uitgeven = Investeren. Producten worden aangeschaft om mee te produceren.


Quizvragen -->

Slide 7 - Slide

Paul koopt een zaklantaarn.
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 8 - Quiz

De bakker koopt meel om brood te bakken.
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 9 - Quiz

Eva koopt meel om voor zichzelf een brood te bakken.
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 10 - Quiz

De bakker koopt een kassa voor in de winkel.
A
Consumeren
B
Investeren

Slide 11 - Quiz

Schaarste
Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig zoals tijd en geld. 
De behoeften zijn véél groter dan de middelen.
De spanning tussen middelen en behoefte = schaarste

Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te maken/produceren.

Maken opdracht 1.19

Slide 12 - Slide

Vrije goederen
Zeewater, zonlicht en wind zijn niet schaars, het zijn vrije goederen.
Vrije goederen zijn vrij beschikbaar en er hoeven geen middelen ingezet te worden om ze te verkrijgen. Je hoeft er dus niet voor te betalen.

Slide 13 - Slide

Opofferingskosten
Schaarste dwingt tot keuze. 
Als iemand voor iets kiest, offert hij de waarde van de alternatieven, de andere mogelijkheden op. 

Opofferingskosten zijn de opbrengsten van het beste, niet gekozen alternatief.

Vaak wordt dit uitgedrukt in geld.   
maak nu opgave 1.21

Slide 14 - Slide

Welvaart en schaarste

Welvaart: de mate waarin je je behoeften kunt vervullen.


Dus hoe meer je behoeften worden vervuld, hoe meer welvaart je hebt. 

Welvaart van iemand is hoog als bijna al zijn behoeften worden vervuld (ook als die persoon weinig bezittingen heeft).

Dit is iets anders dan welzijn !


Niemand heeft genoeg middelen om alle behoeften te vervullen, dit noemen we schaarste

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken - huiswerk
NU maken in de les:
Opgaven van hoofdstuk 1, 1.16-1.25

Slide 16 - Slide

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip.
Goederen
Diensten

Slide 17 - Drag question

Wat is géén schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
geld

Slide 18 - Quiz

Schaarste betekent in de economie ...
A
dat er weinig van is.
B
dat mensen secundaire behoeften hebben.
C
dat je middelen te beperkt zijn om in al je behoeften te voorzien.
D
dat mensen zich door reclame laten beïnvloeden.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide