Oefentoets 3VWO

vertaal: ensemble
A
rommel
B
samen
C
printen
D
voorstelling
1 / 27
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

vertaal: ensemble
A
rommel
B
samen
C
printen
D
voorstelling

Slide 1 - Quiz

vertaal: bête
A
stom
B
bloot
C
bèta
D
morgen

Slide 2 - Quiz

vertaal: la boum

Slide 3 - Open question

vertaal: le sucré

Slide 4 - Open question

le résumé

Slide 5 - Open question

le rire

Slide 6 - Open question

médiocre

Slide 7 - Open question

l'huile

Slide 8 - Open question

vertaal: de stad in gaan

Slide 9 - Open question

vertaal: de keer

Slide 10 - Open question

vertaal: het drankje

Slide 11 - Open question

vertaal: het nagerecht

Slide 12 - Open question

vertaal: de vork

Slide 13 - Open question

imparfait

Slide 14 - Slide

Welke zin staat in de imparfait?
A
Je marchais en ville.
B
J'ai marché en ville.
C
Je marche en ville.
D
Je marcherai en ville.

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de imparfait?
Paul (avoir) toujours envie d'aller en vacances.
A
avait
B
avais
C
avaient
D
aviez

Slide 16 - Quiz

Nous (aller) la voir pendant les vacances.
A
avions
B
alliez
C
aviez
D
allions

Slide 17 - Quiz

Deze zin staat in de présent. Zet hem om naar de imparfait.
Nous portons tous le même pantalon.

Slide 18 - Open question

werkwoorden lire/savoir
Schrijf de juiste vorm op in de aangegeven tijd.

Slide 19 - Slide

Nous (passé composé, lire) un livre.

Slide 20 - Open question

Elles (futur simple, savoir) faire du tennis.

Slide 21 - Open question

Tu (imparfait, lire) le journal.

Slide 22 - Open question

Je/j'(savoir, passé composé).

Slide 23 - Open question

het bijwoord
Schrijf het juiste bijwoord op, in de juiste vorm.

Slide 24 - Slide

Mon père est un homme correct. Il se comporte _________

Slide 25 - Open question

Mon père aime chanter, c'est un bon chanteur. Il chante ________

Slide 26 - Open question

vergelijkingen

Slide 27 - Slide