VoorbeeldenWe doen mee aan de les.
De les waar we aan meedoen, gaat over bijzinnen.
Ik zit op de fiets.
De fiets waar ik op zit, heb ik gekocht.
!!!Ik schrijf met een pen.
De pen waar ik mee schrijf, moet vervangen worden.
!!! Ik ga naar de bakker
De bakker waar ik naartoe ga, kan heerlijk brood bakken.