Biologie examentraining hoofdstuk 3.12 - 4.3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Biologie

Examen training hoofdstuk 3.12-

Onderdelen plantencel

- 3.11 - insecten- en windbloemen

Stempel, stijl vruchtbeginsel

Meeldraden

- 3.12 - bloemen

- 3.12 - bloemen

b.     3, 4 en 5 samen =stamper.

c.     7 en 8 samen = meeldraad

- 3.12 - bloemen

transport in de plant

van de wortels, door de stengels, tot in de blaaderen lopen vaatbundels.  

-bastvaten (liggen aan de buitenkant van de stengel en vervoeren water met opgeloste suiker naar beneden)

- houtvaten ( vervoeren water met opgeloste mineralen omhoog)

Vruchten en zaden

- 3.12 - bloemen

windbloem

geen kroonbladeren en

veel stuifmeel. De wind bestuiven de bloemen

insectenbloem

kleur geur nectar

Insecten en andere dieren bestuiven de bloemen

Voortplanting bij planten- ongeslachtelijk

Voortplanting bij planten

3.13 Zaden bollen en knollen

Voortplanting bij planten

3.13 Zaden bollen en knollen

kiemplant

navel

zaadhuid

zaadlob

Ontkiemen van zaden  zaadlobben

3.13 Zaden bollen en knollen

3.14 - Wat eet je van een plant?

3.15. Plantaardige grondstoffen

3.16 - Relaties tussen organismen

Voedselketen      --> voedselweb

let op de pijl

3.16 - Relaties tussen organismen

Fotosynthese

3.16 - Relaties tussen organismen

3.16 - Relaties tussen organismen

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

4.2      1.  het verteringsstelsel maakt zetmeel,   eiwitten en vetten oplosbaar.                 

Peristaltische bewegingen en vertering

Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt o.a. door peristaltische bewegingen.

Ondertussen wordt het voedsel verteerd. 

De voedingsstoffen worden 'kleiner gemaakt'. 

Er ontstaan verteringsproducten. 

Deze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Drie voedingsstoffen worden verteerd (eiwitten , vetten, koolhydraten)

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 

vet opgenomen worden in het bloed.

Let op! gal is geen verteringssap, maar een hulpstof bij vertering

De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard).  

Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden

4.2      1.  het verteringsstelsel maakt zetmeel,   eiwitten en vetten oplosbaar.                 

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

Vertering

Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.

Verteringsklieren maken verteringssappen:

• speekselklieren; speeksel
  
• maagsapklieren; maagsap
  
• afvleesklier; alvleessap
  
• darmsapklieren (in de dunne darm)

Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 

Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Hoofdstuk 4 het lichaam in stand houden - 4.2

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

Tand/kies

• glazuur
• tandbeen
• tandholte
• zenuwen en bloedvaten
• cement (beschermlaag wortel)
• wortelvlies
• tandvlees
• kaak

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

 - 4.3 - Een goed gebit is het halve werk

Zorg dat je een tand kunt tekenen. Vooral tandbeen en cement worden nog wel eens verwisseld, let daar op!

huiswerk - examentraining

- Oefen examens maken.

- samenvatting boek doornemen

Dank jullie wel voor jullie aandacht!