NL VP-Z-P1_WK7

Nederlands: begrijpend lezen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands: begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lesdoelen
  • Terugblik
  • Theorie: signaalwoorden
  • Opdracht: Nederland staat in Apeldoorn
  • Nabespreking

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Tijdens deze les:

  • Heb je gewerkt aan je leesvaardigheid.
  • Heb je geoefend met signaalwoorden.
  • Ben je meer te weten te gekomen over de samenwerking tussen de NS en Alzheimer Nederland.

Slide 3 - Slide

Terugblik
  • Vorige week hebben we kort gekeken naar hoofd- en bijzaken.
  • Welke zaken zijn vaak hoofdzaken?
  • Welke zaken zijn meestal bijzaken?

Slide 4 - Slide

Hoofd- en bijzaken
  • Niet alle informatie in een geschreven of gesproken tekst is even belangrijk.
  • Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noemen wij hoofdzaken. 
  • Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. Minder belangrijke informatie noem je bijzaken.



Slide 5 - Slide

Hoofdzaken
  • Het onderwerp en alle belangrijke dingen die daarover worden gezegd, zijn de hoofdzaken.
  • Als je de hoofdzaken in één zin samenvat, heb je de hoofdgedachte van de tekst.
  • Hoofdzaken vind je meestal aan het begin of aan het eind van een tekst.  inleiding, slot etc.
  • Kernzinnen bevatten ook vaak de hoofdzaken.
  • Denk aan feiten of eigenschappen van het onderwerp.
  • Ze geven antwoord op één of meer van de WWWH-vragen die de tekst over het onderwerp beantwoordt.
  • WWWH-vragen: WIE, WAT, WAAROM, WANNEER EN HOE?

Slide 6 - Slide

Bijzaken
  • Voorbeelden, grapjes, anekdotes en extra uitleg zijn bijzaken.
  • Deze onderdelen maken de tekst leuk of interessant om te lezen, maar geven geen belangrijke informatie over het onderwerp.
  • Bijzaken kun je weglaten zonder dat de tekst onbegrijpelijk wordt.


Slide 7 - Slide

Signaalwoorden [1]
  • Signaalwoorden zijn woorden die ervoor zorgen dat zinnen en alinea’s in een verhaal aan elkaar verbonden worden.
  • Deze woorden brengen structuur aan in de tekst en zorgen ervoor dat de lezer te tekst begrijpt.
  • Signaalwoorden vertellen dus wat de zinnen of alinea's met elkaar te maken hebben.

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden [2]
  • Signaalwoorden leggen dus een verband tussen de verschillende zinnen, zinsdelen of alinea’s.
  • Door een signaalwoord te gebruiken, laat de schrijver aan de lezer weten wat de ene zin of alinea met de volgende of vorige te maken heeft.
  • Signaalwoorden noemen we ook wel verbindingswoorden of voegwoorden.

Slide 9 - Slide

Enkele voorbeelden
  • De verpleegkundige is met zwangerschapsverlof want ze is bijna uitgerekend. (want = verklaring/reden)
  • Ik ben ziek maar aanwezig op mijn werk. (maar = tegenstelling)
  • Door personeelstekorten moet ik meer werken. (door = oorzaak- gevolg).


Slide 10 - Slide

Signaalwoorden

Slide 11 - Slide

Schrijf een zin met het het volgende signaalwoord: mits

Slide 12 - Open question

Hoe gebruik je 'mits' goed?
Mits gebruik je wanneer er een voorwaarde wordt gesteld.

Slide 13 - Slide

Schrijf een zin met het het volgende signaalwoord: te danken aan

Slide 14 - Open question

Hoe gebruik je 'te danken aan' goed?
Te danken aan gebruik je bij een oorzaak-gevolgrelatie.

Slide 15 - Slide

Schrijf 2 zinnen waarbij een woord het volgende signaalwoord bevat: daarentegen

Slide 16 - Open question

Hoe gebruik je 'daarentegen' goed?
Daarentegen gebruik je om een tegenstelling aan te geven.

Slide 17 - Slide

De invloed van de leefomgeving bij dementie

De omgeving draagt bij aan de kwaliteit van leven van de cliënt. De inrichting van een woonhuis of zorgvoorziening moeten zijn voorzien van omgevingskenmerken als veiligheid, herkenbaarheid en oriëntatie. Hoe ervaren mensen met dementie hun omgeving? Hoe verwerken zij informatie? Hoe zorg je voor een goede balans in het aanbieden van prikkels?  (Bron: Zorg voor Beter)

Slide 18 - Slide

Dementie en de leefomgeving
Welke voorbeelden ken je van situaties waarbij een normale situatie werd nagebootst voor mensen met dementie?

Slide 19 - Slide

Opdracht: Nederland staat in Apeldoorn

Lees de tekst nauwkeurig en maak de 8 opdrachten.
Over 20 minuten gaan we de opdracht nabespreken.

Bonus:   
  • Streep signaalwoorden aan
  • Welke onderdelen zijn hoofd- en bijzaken en waarom?

Slide 20 - Slide

Lesdoelen behaald?
Tijdens deze les:

  • Heb je gewerkt aan je leesvaardigheid.
  • Heb je geoefend met signaalwoorden.
  • Ben je meer te weten te gekomen over de samenwerking tussen de NS en Alzheimer Nederland.

Slide 21 - Slide