This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Huiswerk nakijken
Les 39 Hoe geef en ontvang je kritiek?
Slide 1 - Slide
Hoe ontvang je kritiek?
Je leraar geeft je werkstuk terug. Hij heeft kritiek op de manier waarop je de hoofdstukken hebt ingedeeld. Hij vertelt hoe het wel moet. Je bent het er niet mee eens.
A
Je zegt 'dank u wel voor de informatie' en loopt gefrustreerd weg.
B
Je zegt 'Dank u wel. Ik zal het voortaan zo doen' en je denkt: 'Ik doe het lekker op mijn manier'
C
Je zegt: 'Ik heb gehoord wat u zegt, maar ik ben het er niet mee eens. In de uitleg staat dat het zo ook kan'
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Welk woord past bij de betekenis?
iemand die brillen verkoopt
Slide 4 - Open question
Welk woord past bij de betekenis?
erg boos om wat jou wordt aangedaan
Slide 5 - Open question
Welk woord past bij de betekenis?
je eraan storen
Slide 6 - Open question
Welk woord past bij de betekenis?
de omlijsting van een bril
Slide 7 - Open question
Welk woord past bij de betekenis?
teleurgesteld
Slide 8 - Open question
Welk woord past bij de betekenis?
afgaan, voor gek staan
Slide 9 - Open question
Les 47
Hoe weiger je iets in een gesprek?
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Hoe reageer je op een goede manier? Je moeder vraagt of je je kamer wilt opruimen, maar je had juist met een vriend(in) afgesproken. Je zegt:
A
'Door jouw gezeur heb ik geen vrienden!'
B
'Ik heb liever dat jij dat doet. Jij kunt het zo goed!'
C
'Nee, niet nu, ik heb met een vriend afgesproken. Mag het morgen?'
D
'Waarom moet dat nou altijd als ik wat leuks van plan ben! Kan het niet een andere keer?'