Hoofdletters

Hoofdletters
H5
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdletters
H5

Slide 1 - Slide

Doelen

Slide 2 - Slide

Theorie 
Hoofdletters gebruik je:
- aan het begin van een zin; Het eerste woord van de zin;
- bij eigennamen (personen, straten, merken, talen, volkeren,    aardrijkskundige namen en afleidingen daarvan);
- bij feestdagen;
-de directe rede; Nadia riep: 'Dat kan echt niet!'.

Slide 3 - Slide

een Fransman
Eskimo
film De Tweeling
Raad van State 
Europarlement 
(burgemeester, minister)
Amsterdan-Zuidoost
Allah Bijbel God
Geachte mevrouw,
voorbeelden:
Govert Rijke
Cor van Rensen
Duits
Kerstmis (tweede kerstdag)
Volendam 
de Volkskrant
Moederdag
een Volvo

Slide 4 - Slide

Pas op! kleine letters:
Bij de volgende vormen, moet je opletten: historische tijden
- 's zomers (aan het begin van de zin) seizoenen en windrichtingen
- stromingen en overtuigingen; socialisme, zigeuner, rooms-katholiek
- opleidingen
- soortnamen
- een cijfer (aan het begin van de zin)
- mevrouw Van de Heuvel / Jan van de Heuvel / de heer H. van Acht en mevrouw J. van Acht-de Boer

Slide 5 - Slide

voorbeelden:
middeleeuwen, steentijd
januari en mei
oost en zuid
havo en vmbo
impressionisme 
een jood
de paus
marxisme
een fles bordeaux

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je een hoofdletter? Noem drie zaken.

Slide 7 - Open question

Welke woorden horen een hoofdletter te hebben in het volgende verhaal:

het klokhuis en het jeugdjournaal hebben er een geduchte concurrent bij in de educatieve sector: serious gaming is in opmars in nederland.

Slide 8 - Open question

Welke woorden horen een hoofdletter te hebben in het volgende verhaal:

meneer van der bergen is sinds de opkomst van coca cola niet meer zo gezond, omdat hij van kerst tot de paasdagen het amerikaanse drankje te vaak naar binnen bracht.

Slide 9 - Open question

moederdag
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 10 - Quiz

ijstijd
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 11 - Quiz

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.

Slide 12 - Quiz

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 13 - Quiz

Lisa zegt: 'Nee Jolien, dat noem je citeren.'
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

september
en oktober
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 15 - Quiz

En nu jullie!
Hoofdstuk 4-5-6
Dit hoort bij H5

Slide 16 - Slide