Spelling ou/au ei/ij.

• Spelling
• Voortgezet speciaal onderwijs

Spelling ou/au ei/ij

Doel van de les: 

Ik weet hoe ik woorden met de ou/au en ij/ei schrijf.

Woorden met au / ou

Woorden met ei / ij

Het eerste plaatje wat je net zag was een:

1. pouw
2. pauw
3. puiw
4. haan

Als vlees niet gaar is dan is het:

1. roow
2. rouw
3. rauw
4. blauw

In de zomer eet ik graag koud ......

1. ijs
2. blij
3. ei
4. eis

De gele smiley is:

1. boos
2. blei
3. blij
4. verdrietig

Ik maak het hout vast met een tauw.

Wat zie je hier?

1. augurk
2. ougurk
3. komkommer
4. banaan

Wat hebben deze mensen gedaan?
Ze zijn gaan ....

1. trauwen
2. vallen
3. trouwen
4. trouwwen

Welke kleur zie je hier?

1. gaud
2. bruin
3. geel
4. goud

Wat zie je hier?

1. dwijl
2. dweil
3. teil
4. tijl

Schrijf het langste woord op wat je kunt bedenken met een AU.

Schrijf het kortste woord wat je kunt bedenken met een ij.

Probeer een zin te verzinnen met in iedere zin de

 OU, AU, EI of IJ. 

Veel succes!

Galgje! 

Verzin om de beurt een woord waar de AU , OU, EI of IJ in zit! 

Wat vonden jullie
van deze les?