uitleg bij figuur 4, blz. 7 van je boek
1. Elke chromosoom verdubbeld zijn dna, de kopie blijft vastzitten aan het origineel2 en 3. De originele en kopie blijven aan elkaar zitten, De paren gaan in het midden van de cel liggen 4 en 5. De paren worden uitelkaar getrokken en komen elk in een eigen nieuwe cel.
7, 8 De originele en de kopie moeten nu nog uit elkaar getrokken worden.
9. Elke cel heeft nu van elk soort 1 chromosoom.
10. Elke cel kan een zaadcel worden of een eicel (3 gaan verloren 1 blijft.)