1.3 Arm en rijk in Nederland

1.4 Arm en rijk in Nederland
1 / 15
next
Slide 1: Slide
aardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.4 Arm en rijk in Nederland

Slide 1 - Slide

Als je naar de welvaart van een land kijkt, dan kijk je eerst naar...
A
het aantal inwoners
B
BNP
C
BRIC
D
welzijn

Slide 2 - Quiz

 BNP perhoofd ($)
1 Luxemburg 105.122
2 Noorwegen 79.085
3 Zwitserland 76.767
4 Qatar 68.876
5 Nederland 56.434
6 Denemarken 56.115
7 Ierland 51.356
8 Verenigde Arabische Emiraten 46.857
9 Verenigde Staten 46.381
10 Oostenrijk 45.879

11 Australië 45.587
12 Zweden 43.986
13 België 43.533
14 Finland 42.999
15 Frankrijk 42.747
16 Duitsland 40.875
17 Japan 39.731
18 Canada 39.669
19 IJsland 37.977
20 Singapore 37.293

Slide 3 - Slide

Als je in Nederland kijkt zie je verschillen tussen regio's en verschillen binnen gementes.
Er zijn rijkere en armere wijken.

Om deze wijken te verglijken kijken we naar :
  1. kenmerken van bwoners
  2. kenmerken van buurten

Slide 4 - Slide

Kenmerken van bewoners
  1. Inkomen
  2. opleidingsniveau
  3. beroepsbevolking
  4. werkgelegenheid
  5. leeftijd
  6. levensverwachting

Slide 5 - Slide

Inkomen en opleidingsniveau staan in direct verband met elkaar.
A
Waar
B
Niet waar
C
alleen op maandag

Slide 6 - Quiz

Hoe groter het percentage mensen in dienstensector (tertiaire sector), hoe meer er verdiend wordt in een buurt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Hoe meer scholieren en bejaarden, hoe meer er verdiend wordt in een wijk.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 8 - Quiz

Hoe hoger het percentage goed opgeleide mensen, hoe ouder de mensen worden.
A
Niet waar
B
Waar
C
Heeft niets met elkaar te maken

Slide 9 - Quiz

Kenmerken van buurten

  1. bebouwingsdichtheid
  2. huur- of koopwoningen
  3. openbare (publieke) ruimte
  4. particuliere ruimte

Slide 10 - Slide

Bebouwingsdichtheid betekent...
A
het aantal inwoners per km 2
B
het aantal vrijstaande huizen.
C
het aantal gebouwen per km2
D
het aantal straten in een wijk

Slide 11 - Quiz

In een wijk met vooral koopwoningen wordt meestal
A
minder verdiend
B
meer verdiend
C
Er is geen verband tussen deze gegevens

Slide 12 - Quiz

Publieke / openbare ruimte
Prive / particuliere ruimte

Slide 13 - Drag question

Kenmerken van bevolking
Inkomen en opleidingsniveau
Bebouwingsdichtheid
Verdeling van de beroepsbevolking
Werkgelegenheid / werkloosheid
Verhouding huur,- en koopwoningen
Leeftijdsopbouw

Slide 14 - Drag question

Kenmerken van buurten
BNP
Verdeling van de beroepsbevolking
Woningsoorten/typen
Bebouwingsdichtheid
Hoeveelheid openbare ruimte
Particuliere ruimte
Huur- of koopwoningen
Het aantal mannen en vrouwen

Slide 15 - Drag question