Lesson 3.7 8 jan

 Today
  • What do you remember?
  • 19 January: SO unit 3 
  • Recap grammar: present simple
  • Work on homework exercises
  • Pronunciation vocabulary 3.4 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Today
  • What do you remember?
  • 19 January: SO unit 3 
  • Recap grammar: present simple
  • Work on homework exercises
  • Pronunciation vocabulary 3.4 

Slide 1 - Slide

Wat is de vertaling van 'hoge hakken'?

Slide 2 - Open question

Welke zin heeft een present continuous?
A
He works late.
B
He working late.
C
He is working late.
D
He is works late.

Slide 3 - Quiz

Wat is de vertaling van 'handschoenen'?

Slide 4 - Open question

Welke zin heeft een present continuous?
A
They have eaten lunch at the cafetaria before.
B
We are eating lunch at the cafetaria.
C
She always eats lunch at the cafetaria.
D
They ate lunch at the cafetaria yesterday.

Slide 5 - Quiz

Wat is de vertaling van 'wijd/flodderig'?

Slide 6 - Open question

Welk(e) vertaling(en) is/zijn er in het Engels voor het woord 'veel'?
A
much
B
many
C
much & many

Slide 7 - Quiz

Wat is de vertaling van 'regenlaarzen'?

Slide 8 - Open question

Welk(e) vertaling(en) is/zijn er in het Engels voor het woord 'weinig'?
A
little
B
little & few
C
few

Slide 9 - Quiz

Wat is de vertaling van 'vieren'?

Slide 10 - Open question

Goed of fout:
Sammy goes usually to school by bus.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Wat is de vertaling van 'verkeerslichten'?

Slide 12 - Open question

Goed of fout:
Jim and Peter always do their homework.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

SO unit 3
Friday 19th of January

  • Vocabulary NED-ENG
    (page 168-169) 
  • Alle grammatica
(unit 3 + herhaling 1 & 2)

Slide 14 - Slide

Vocabulary
Page 169

    Pronunciation vocabulary 3.4
    Repeat the words

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Present simple
    (tegenwoordige tijd)

    1.  I, you, we, you, they:  hele werkwoord

    We like English.

    2.  He, she, it:  hele werkwoord + -s  (SHIT-rule)

    She/Susan likes history.

    They play basketball together.

    He/John hates rain.

    Slide 17 - Slide

    Present simple
    • Eindigt het werkwoord op een medeklinker + -y? 
    Bij he, she, it:  werkwoord + -ies

    study    >   studies 

    cry  >   cries 

    • Eindigt het werkwoord op een klinker + -y? 
    Bij he, she, it:  werkwoord + -s

    buy    >   buys 

    play    >   plays 

    Slide 18 - Slide

    Present simple
    • Eindigt het werkwoord op een sis-klank? 
    Bij he, she, it:  werkwoord + -es

    watch  >  watches 

    finish    >    finishes
    fix   >    fixes 

    Slide 19 - Slide

    Present simple: questions
    (tegenwoordige tijd - vragen)

    I, you, we, they: do + hele werkwoord
    he, she, it: does + hele werkwoord 
    Houdt Sarah van chocolade?   >    Does Sarah love chocolate?
    Vinden ze katten leuk?   >    Do they like cats?

    LET OP! Bij 'does' komt nooit een -s achter het werkwoord!                                      


    Slide 20 - Slide

    Present simple: negations
    (tegenwoordige tijd - ontkenningen)

    I, you, we, they: don't + hele werkwoord
    he, she, it: doesn't + hele werkwoord 
    Sam houdt niet van pizza.  >    Sam doesn't love pizza.
    Ze spelen geen rugby.   >    They don't play rugby.

    LET OP! Bij 'doesn't' komt nooit een -s achter het werkwoord!                                      


    Slide 21 - Slide

    Study: Vocabulary 3.4 (page 169)
    Do: Werkblad present simple

    Wednesday the 10th of January

    Slide 22 - Slide