Pouvoir et vouloir

Les verbes pouvoir et vouloir
pouvoir betekent kunnen/mogen
vouloir betekent willen

Onregelmatige werkwoorden; uit je hoofd leren.

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Les verbes pouvoir et vouloir
pouvoir betekent kunnen/mogen
vouloir betekent willen

Onregelmatige werkwoorden; uit je hoofd leren.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

?
VOULOIR
POUVOIR
   willen
  kunnen

Slide 4 - Drag question

Slide 5 - Link

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'vouloir' met het onderwerp
veux
veux
veut
voulons
voulez
veulent

Slide 6 - Drag question

Mes parents (vouloir) . .. . . .. . . . un film drôle.
A
veux
B
veut
C
veulent
D
voulons

Slide 7 - Quiz

Est-ce que tu (vouloir) ... . . . que je vienne?
A
veut
B
veux
C
veu
D
veul

Slide 8 - Quiz

...-vous un croissant?
A
veulez
B
voulons
C
vouler
D
voulez

Slide 9 - Quiz

Nous (willen) _____aller en vacances.
A
pouvons
B
voulons
C
pouvez
D
voulez

Slide 10 - Quiz

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'pouvoir' met het onderwerp
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 11 - Drag question

tu ___ (pouvoir)
A
peux
B
peut
C
pouvez
D
peuvent

Slide 12 - Quiz

elles ___ (pouvoir)
A
peux
B
peut
C
pouvez
D
peuvent

Slide 13 - Quiz

nous ___ (pouvoir)
A
voulons
B
voulez
C
pouvons
D
pouvez

Slide 14 - Quiz

vous ___ (pouvoir)
A
pouvons
B
peuvent
C
pouvez
D
peux

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Je (kan) faire les courses

Slide 16 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Nous (willen) écouter de la musique

Slide 17 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Tu (wil) aller en ville?

Slide 18 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Ils (kunnen) choisir plusieurs couleurs

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Il (wil) porter un jean.

Slide 20 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Sophie et Michèle (willen) venir à la fête

Slide 21 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Tu (kan) essayer ce pull.

Slide 22 - Open question

Vul de juiste vorm van "pouvoir" of "vouloir" in:
Stéphane (kan) finir ses devoirs

Slide 23 - Open question

Pouvoir en vouloir in zinnen
Je gebruikt pouvoir en vouloir in Franse zinnen om aan te geven wat je kunt of wilt. Bijvoorbeeld: Je peux parler français. (Ik kan Frans spreken.) of Je veux une glace. (Ik wil een ijsje.)

Slide 24 - Slide

Vertaal: Sarah mag de appel opeten
A
Sarah peux manger la pomme
B
Sarah peut manger la pomme
C
Sarah peuvent manger la pomme
D
Sarah pouvez manger la pomme

Slide 25 - Quiz

Vertaal: Maurice en Sita willen Parijs bezoeken
A
Maurice et Sita voulons visiter Paris
B
Maurice et Sita veux visiter Paris
C
Maurice et Sita voulez visiter Paris
D
Maurice et Sita veulent visiter Paris

Slide 26 - Quiz

Vertaal: ik kan Frans spreken

Slide 27 - Open question

vertaal: ik wil een ijsje

Slide 28 - Open question

Zij willen voetballen

Slide 29 - Open question

U wilt eten

Slide 30 - Open question

Pouvoir en vouloir in vragen
Om een vraag te maken met pouvoir of vouloir, gebruik je de inversie. Bijvoorbeeld: Peux-tu m'aider? (Kun je me helpen?) of Tu veux  sortir avec moi? (Wil je met me uitgaan?)

Slide 31 - Slide

vertaal: Kun je mij helpen?

Slide 32 - Open question

Pouvoir en vouloir in ontkenningen
Om een ontkenning te maken met pouvoir of vouloir, plaats je 'ne' voor het werkwoord en 'pas' na het werkwoord. Bijvoorbeeld: Je ne peux pas venir. (Ik kan niet komen.) of Je ne veux pas aller à l'école. (Ik wil niet naar school.)

Slide 33 - Slide

Vertaal: Ik wil niet naar school

Slide 34 - Open question

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 35 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 36 - Open question

Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

Slide 37 - Open question