Leestekens

Leestekens
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leestekens

Slide 1 - Slide

Waarom zijn leestekens belangrijk?
  • Zonder leestekens kan een tekst slecht leesbaar zijn
  • Zonder leestekens kan een zin verkeerd begrepen worden

Slide 2 - Slide

Voorbeeld zonder leestekens

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed



Maandag is goed.





Slide 3 - Slide

Voorbeeld met leestekens
Hallo, hoe gaat het met jou?

Goed, en met jou?
Met mij gaat het ook goed. Op welke dag zullen we afspreken? Of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet. Is maandag goed?
Maandag is goed!



Slide 4 - Slide

Doel van deze les
Aan het eind van de les kun je in eigen woorden aangeven wanneer je welk leesteken gebruikt.

Slide 5 - Slide

welke leestekens ken je?

Slide 6 - Mind map

Punt
  • aan het eind van de zin
  • soms bij afkortingen
  • niet na afkortingen van maten en gewichten
Dus:
  • We berekenen geen bezorgkosten.
  • We sturen het pakket z.s.m. op.
  • Maar: Is het bedrag inclusief btw? 3 m (meter), 10 kg (kilogram)


Slide 7 - Slide

Vraagteken
Na een vraag, komt een vraagteken.

Hoe hard mag je hier rijden?

Slide 8 - Slide

Uitroepteken
  • Bij een bevel:    Hou daar onmiddellijk mee op!
  • Bij een uitroep:   Dat is belachelijk!

Slide 9 - Slide

uhm dat weet ik niet zeker
A
Uhm, dat weet ik niet zeker.
B
Uhm dat weet ik niet zeker.
C
Uhm, dat weet ik niet zeker?
D
Uhm ... dat weet ik niet zeker.

Slide 10 - Quiz

ik wil dat jullie nu een antwoord geven
A
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven?
B
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven.
C
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!
D
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!.

Slide 11 - Quiz

Komma
  • in op­so­m­min­genVoor deze saus heb je uien, kno­flook, to­maten en       olij­folie nodig.
  • tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen: Als we je roep­en, mag je binnen­ko­men.
  • voor en/of na een aans­prek­ing of een tussen­werpsel: Joey, help je die mev­rouw even?  en ook    Nou, ik weet het niet, Jacco.
  • tussen hoofd- en bijz­inDe hard­loop­wed­strijd gaat niet door, om­d­at er nood­weer voor­speld is.

Slide 12 - Slide

Komma 
Ook zorgt de komma voor rust en verschil in toonhoogte:
• Ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die       gisteren ook mee voetbalde.
• Ik was het niet, het was volgens mij Joris, die jongen die  gisteren ook mee voetbalde.

Slide 13 - Slide

oma kunt u mij de stroop aangeven
A
Oma? Kunt u mij de stroop aangeven?
B
Oma. Kunt u mij de stroop aangeven?
C
Oma, kunt u mij de stroop aangeven.
D
Oma, kunt u mij de stroop aangeven?

Slide 14 - Quiz

Dubbele punt
  • na een aankondi­ging van een op­so­m­ming : Dit zijn de na­men van de stu­den­ten die zijn in­geloot: El­len, Wouter, Amina, Bruce en Peter.
  • om een citaat aan te kondi­gen : De train­er riep: ‘Kom op, vol­houden!’
  • voor een uitleg: Zo laad je de accu op: ...

Slide 15 - Slide

Puntkomma
Om zinnen te verbinden die bij elkaar horen of die bijna hetzelfde zeggen:

Het is vijf uur; we stop­pen er­mee.

De reis naar Parijs duurde erg lang; we waren bijna de hele dag onderweg.


Slide 16 - Slide

Aanhalingstekens
  • bij een citaat : Li­anne verzocht: ‘Wil iedereen zijn mo­biel uitz­etten?’
  • als je een woord iron­isch bedoelt: Echt ‘knap’ dat je een twee hebt.
  • als het om het woord of de groep woorden zelf gaat: ‘Fa­ci­liter­en’ betek­ent: iets mo­gelijk maken.

Slide 17 - Slide

je kunt twee dingen doen wel of niet leren voor je examen
A
Je kunt twee dingen doen: "Wel of niet leren voor je examen."
B
Je kunt twee dingen doen; wel of niet leren voor je examen.
C
Je kunt twee dingen doen: wel of niet leren voor je examen.
D
Je kunt twee dingen doen. Wel of niet leren voor je examen.

Slide 18 - Quiz

wat heerlijk zeg het regent pijpenstelen
A
Wat "heerlijk" zeg. Het regent pijpenstelen.
B
Wat "heerlijk" zeg, het regent pijpenstelen.
C
Wat heerlijk zeg; het regent pijpenstelen.
D
Wat heerlijk zeg, het regent pijpenstelen.

Slide 19 - Quiz

Opdrachten
Op de volgende slides staat tekst waarin de leestekens weggelaten zijn. Schrijf de tekst op een blaadje of in Word over en plaats leestekens waar dat nodig is.

Slide 20 - Slide

koploper
met een stijging van 13,3 procent is limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op dat is ruim zes procent meer dan in 2019 hoewel zuid-holland in absolute aantallen de koploper is was de stijging daar net iets lager dan in limburg in zuid-holland telden de onderzoekers 1201 autobranden het aantal autobranden in de provincies friesland groningen utrecht en zeeland liep juist terug

Slide 21 - Slide

Koploper
Met een stijging van 13,3 procent is Limburg koploper in de stijging van het aantal autobranden. Landelijk gingen er afgelopen jaar een kleine 5600 auto's in vlammen op. Dat is ruim zes procent meer dan in 2019. Hoewel Zuid-Holland in absolute aantallen de koploper is, was de stijging daar net iets lager dan in Limburg. In Zuid-Holland telden de onderzoekers 1201 autobranden. Het aantal autobranden in de provincies Friesland, Groningen, Utrecht en Zeeland liep juist terug.

Slide 22 - Slide

oorzaak
over de oorzaak van de stijging in limburg is nog niets bekend een deel van de branden is aangestoken maar ook spontane autobranden door bijvoorbeeld kortsluiting zijn in de statistieken verwerkt een sittardse bejaarde man zei nou die hangjeugd zal er wel weer eens achter zitten deze uitspraak is natuurlijk belachelijk

Slide 23 - Slide

Oorzaak
Over de oorzaak van de stijging in Limburg is nog niets bekend. Een deel van de branden is aangestoken, maar ook spontane autobranden door bijvoorbeeld kortsluiting zijn in de statistieken verwerkt. Een Sittardse, bejaarde man zei: “Nou, die hangjeugd zal er wel weer eens achter zitten.” Deze uitspraak is natuurlijk belachelijk!

Slide 24 - Slide

Opdrachten Nu Nederlands
Maak de opdrachten in Nu Nederlands online van hoofdstuk GRAM5, 5.2 Leestekens
Wanneer je de opdrachten hebt gemaakt, ga je weer naar Teams en geef je bij de opdracht in ons Team aan dat je klaar bent door op 'inleveren' te klikken.

Slide 25 - Slide