Lesson4

BASTA and get to work
Continue with page 20, 21 ex. 1, 2
p. 22 ex 4
Finished? Check your answers
Teams, tegel Engels, bestanden, lesmateriaal, Answers BTG. Correct your mistakes!


1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

BASTA and get to work
Continue with page 20, 21 ex. 1, 2
p. 22 ex 4
Finished? Check your answers
Teams, tegel Engels, bestanden, lesmateriaal, Answers BTG. Correct your mistakes!


Slide 1 - Slide

Check homework/make notes
Correct all answers from 1.1 ABC DEF in Learnbeat.
Do 1.1.GH in Learnbeat. 
Do 1.2.AB in Learnbeat. 


Slide 2 - Slide

Wordorder/Make notes

Slide 3 - Slide

wordorder

In het Engels is de volgorde

onderwerp-werkwoorden-lijdend voorwerp-plaats (waar)-tijds (wanneer)

subject - verb - object - place - time

Slide 4 - Slide

Make notes
De voorzetsels on, in, at worden gebruikt in tijdsaanduidingen.

on gebruik je voor dagen en datums: on Tuesday, on the 6th of March
in gebruik je voor maanden, seizoenen, jaartallen, dagdelen of als vertaling voor over: in September, in autumn, in 1912, in the evening, in 5 days
at gebruik je voor kloktijden: at 6 o'clock

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Possessive pronouns vs possessive adjectives
Possessive pronouns vervangen een zelfstandig naamwoord en laten zien dat iets van iemand is. Ze staan meestal aan het einde van een zin of na een werkwoord. Voorbeelden zijn: mine, yours, his, hers, its, ours, theirs.
- This book is mine.
- The car is theirs.
  our, their.

- This is my book.
- Their car is parked outside.
Kort samengevat:
- **Possessive pronouns** vervangen een zelfstandig naamwoord (bijv. mine, yours).
- **Possessive adjectives** beschrijven een zelfstandig naamwoord (bijv. my, your).
Heb je nog meer vragen over dit onderwerp?





Slide 8 - Slide

Possessive Adjectives
Possessive adjectives staan vóór een zelfstandig naamwoord en geven aan van wie dat zelfstandig naamwoord is. Ze worden
gebruikt om bezit aan te geven en staan altijd direct voor het zelfstandig naamwoord. Voorbeelden zijn: my, your, his, her, its,
This is my book.
Their car is parked outside.

Slide 9 - Slide

Examples

This is my car. This car is mine.
Is this your pen? This pen is yours.
That is his jacket. The jacket is his.
This is her house. The house is hers.
The cat licked its paw.
This is our project. The project is ours.
Is this your classroom? The classroom is yours.
Those are their books. The books are theirs.









Slide 10 - Slide