Veelgemaakte fouten

Taalverzorging 
Veelgemaakte fouten Nederlands
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging 
Veelgemaakte fouten Nederlands

Slide 1 - Slide

Programma
- Overzicht theorie
- Korte herhaling
- Veelgemaakte fouten
- Werkblad 3

Slide 2 - Slide

Overzicht theorie
- Meervoud zelfstandige naamwoorden
- Verkleinwoorden
- Aaneenschrijven of los schrijven
-  Leestekens

Slide 3 - Slide

de wethouder zei dat plan voer ik niet meer uit omdat mijn opvolger dat zou moeten doen

Slide 4 - Open question

De wethouder zei: "Dat plan voer ik niet meer uit, omdat mijn opvolger dat zou moeten doen."

Slide 5 - Slide

Welk antwoord is goed?
A
Het is tenslotte je eigen schuld, dat je veel drinkt.
B
Het is ten slotte je eigen schuld, dat je veel drinkt.

Slide 6 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van paraplu?

Slide 7 - Open question

Bureau+inhoud

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Me/mij/mijn, je/jou/jouw, u/uw
ons/onze



Wanneer je een bezit aangeeft (en dat bezit direct erachter staat) gebruik je mijn, jouw, uw onze. 

Ik ben mijn laptop vergeten
Je bent jouw laptop vergeten
Dat is onze keuze

Slide 10 - Slide

Ik heb jou/jouw broertje gisteren gezien.

Slide 11 - Open question

Lisa komt niet nog een keer bij jou/jouw langs.

Slide 12 - Open question

Hun/hen
Hun hebben morgen een toets --> Fout!

Zij hebben morgen een toets

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Zij is persoonlijk voornaamwoord

Hun is bezittelijk voornaamwoord. Nooit onderwerp van een zin!

Slide 15 - Slide

Zij/hun liepen samen door de winkel.

Slide 16 - Open question

Wat is de fout?
Het programma die ik het beste vond, was The Voice of Holland.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Als of dan
Gebruik 'als' bij vergelijkingen
Mijn scooter is net zo snel als die van jou.

Gebruik 'dan' bij een verschil
Seizoen 2 van die serie vind ik slechter dan seizoen 1
Ik denk dat ik beter in zingen ben dan jij

Slide 19 - Slide

Hans loopt even hard als mij/ik
Hans loopt even hard als ik loop

Laura heeft een mooiere stem dan ik (heb)
Bij twijfel kun je de zin aanvullen met woorden die in het eerste deel van de zin al werden gebruikt. 

Slide 20 - Slide

Gebruik 'dan' bij woorden: 'ander, andere, anders'
De dag liep anders dan ik had verwacht

Slide 21 - Slide

Hij is groter dan/als ik/mij

Slide 22 - Open question

Laura fietst even hard als/dan ik/mij

Slide 23 - Open question

Na of naar

Slide 24 - Slide

Na de les ga ik een broodje kopen

Ik ga naar huis

Slide 25 - Slide

Je gebruikt 'naar' in alle andere situaties.

Heb je het naar je zin hier?
Naar aanleiding van ons telefoongesprek, stuur ik u deze mail. 

Slide 26 - Slide

Na/naar werktijd ga ik altijd na/naar de winkel

Slide 27 - Open question

Aan de slag
Teams --> werkblad veelgemaakte fouten

Slide 28 - Slide