Taalcompleet B1 3.3 en 3.4

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Taalcompleet B1 3.3 en 3.4

Check: heb je de doelen behaald?

- Blauwe woorden: 80%

- Je kan minstens 2 tips geven voor globaal lezen

- Werkwoord "houden": minstens 4 goed

- Werkwoord en zelfstandig naamwoord koppelen: 80%

De docent heeft ..................... een lijst met antwoorden gemaakt.

1. de agenda
2. de rondvraag
3. de notulen
4. vooraf

Bij ............................ krijgt Yousef tijd om iets te bespreken.

1. de rondvraag
2. de notulen
3. vooraf
4. schoonhouden

Ik zoek een huis. Ik word lid van

1. de notulen
2. de woningcorporatie
3. de huur
4. de voorzitter

Hier lees ik wat er vorige vergadering is afgesproken.

De buurman helpt iedereen. Hij ....... zich graag ........ voor de buurt.

1. in - zet
2. zet - op
3. zet - in
4. op - zet

Hoeveel blauwe woorden had jij goed?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4 of 5

Voorbeeld van globaal lezen:
let alleen op de titel.
goed / fout

Let niet op de tussenkopjes.
goed / fout

Lees de 1e en de laatste zin van de tekst. Vaak staat daar belangrijke informatie.
goed / fout

Lees bij een lange tekst alleen de tweede alinea.
goed / fout

Ik heb ........ tips over globaal lezen goed

1. 0
2. 1
3. 2 of meer

Rashid is heel netjes. Hij kan zijn kamer goed .......... ...............

Winston wil niet te lang praten. Hij houdt het ..............

Wil je dit aan niemand vertellen? Kun je dit ..........houden?

1. geheim
2. buiten
3. kort
4. binnen

Het is niet koud in de klas maar Majd wil zijn jas ........... houden.

1. aan
2. kort
3. lang
4. droog

Ablel houdt de deur ..........

1. warm
2. open
3. geheim
4. kort

Het werkwoord "houden"
Hoeveel goed?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4 of 5

Bij welk werkwoord hoort:
de behandeling

Bij welk werkwoord hoort:
de schoonmaak

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
inbreken

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
vergaderen

Welk zelfstandig naamwoord hoort bij:
spelen

1. gespeeld
2. het speel
3. het spel
4. spelt

Werkwoord en zelfstandig naamwoord koppelen.
Hoeveel heb jij er goed?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4 of 5

Hoe heb je vandaag gewerkt ?