Draaisymmetrie - NHL les

1 / 23
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 4 Meetkundige figuren
4.1 Vlakke figuren
4.2 Lengte en omtrek
4.3 Oppervlakte
4.4 Ruimtelijke figuren
4.5 Inhoud
4.6 Gemengde opdrachten
Oefentoets Hoofdstuk 4

Slide 2 - Slide

Lesdoelen 4.1 
Aan het eind van de les:
  • kun je vlakke figuren herkennen en benoemen. 
  • ken je meetkundige begrippen en eigenschappen van vlakke figuren.
  • weet je wat lijnsymmetrie en spiegelsymmetrie is en kun je daarmee werken.

Slide 3 - Slide

Loodrecht en evenwijdig
Lijnen die elkaar onder een rechte 
hoek (90°) snijden, noemen we  
loodrecht of haaks. ∟


Lijnen die dezelfde richting 
hebben en elkaar niet snijden, 
zijn evenwijdig of parallel //.

Slide 4 - Slide

Draaisymmetrie
Een figuur die na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.

Als deze velg één keer ronddraait, 
komt deze vijf keer op zichzelf terecht. 
De velg is draaisymmetrisch.

Een figuur is niet draaisymmetrisch als
het pas bij helemaal ronddraaien op 
zichzelf terecht komt.

Slide 5 - Slide

4.1 Draaisymmetrie                
De stem op de video is wat kinderachtig... maar de beelden zijn duidelijk ;-)  

Slide 6 - Slide

Draaisymmetrie
Opdracht: bekijk de logo's van Mitsubishi en Chrysler.

Je kunt het logo van Mitsubishi draaien om het
 middelpunt, zodat het weer op zichzelf komt te liggen. 


1. Als je het logo 360∘ ronddraait om het 
middelpunt, bijvoorbeeld rechtsom, 
hoe vaak ligt het dan op zichzelf, voordat 
het helemaal rond is?

2. Hoeveel spiegelsymmetrische lijnen 
hebben de logo's? 

Slide 7 - Slide

Draaisymmetrie
Als je het logo van Chrysler helemaal ronddraait 
om zijn middelpunt, ligt het bij een draaihoek 
van 360∘ voor de vijfde keer op zichzelf. 
We noemen het logo van Chrysler 
draaisymmetrisch van orde 5.

 
Draaisymmetrie is minstens van orde 2. 
Een figuur die pas weer op zichzelf past,
 als je hem 360∘ draait, is niet draaisymmetrisch.

Slide 8 - Slide

Oefening draaisymmetrie
Oefen met draai- en lijnsymmetrie via de volgende link (link staat onder bestanden in TEAMS): 
https://www.wageningse-methode.nl/applets/Mini-loco_symmetrie_en_draaiorde.html    

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 4.1
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Rekenvaardigheid

Slide 11 - Slide

Rekenen Hoofdstuk 4.2 

Slide 12 - Slide

Hoofdstuk 4 Meetkundige figuren
4.1 Vlakke figuren
4.2 Lengte en omtrek
4.3 Oppervlakte
4.4 Ruimtelijke figuren
4.5 Inhoud
4.6 Gemengde opdrachten
Oefentoets Hoofdstuk 4

Slide 13 - Slide

Lesdoelen 4.1 / 4.2
  • Je leert vlakke figuren herkennen. 
  • Je leert meetkundige begrippen en eigenschappen van vlakke figuren

  • Je leert rekenen met lengtematen
  • Je leert de omtrek berekenen

Slide 14 - Slide

4.2 Lengte en omtrek
Lengte
Bij het meten van breedte, dikte, 
diepte, hoogte en afstand bepaal 
je de lengte. De eenheid van lengte 
is de meter. 

De omtrek van een figuur is de 
lengte die je om een figuur heen meet.

Slide 15 - Slide

Omtrek figuren

Slide 16 - Slide

Omtrek figuren









                  
                     a) 40+30+20+15+20+15 = 140 cm                           b) 30+30+30+10+10 = 110 cm

Slide 17 - Slide

Omtrek cirkels










Je mag je rekenmachine gebruiken.

Slide 18 - Slide

Lengtematen omrekenen
1 km = 1000 m

1 hm = 100 m 

10 dm = 1m 

100 cm = 1 m 

1000 mm = 1 m

Slide 19 - Slide

Lengtematen omrekenen
Hoeveel centimeter (cm) is 7,5 m?

Van meter naar centimeter is twee stappen naar rechts, dus × 10 × 10 is × 100. 

7,5 m = 7,5 × 100 = 750 cm 







Hoeveel meter (m) is 600 mm? 

Van millimeter naar meter is drie stappen naar links, dus : 10 : 10 : 10 is : 1000. 

600 mm = 600 : 1000 = 0,6 m

Slide 20 - Slide

Lengtematen omrekenen - oefenen
a) 6 km =                     m
b) 20 hm =                  m
c) 1500 mm =            m
d) 2,4 dm =                 m

Slide 21 - Slide

Lengtematen omrekenen - oefenen
a) 6 km =  6000 m
b) 20 hm = 2000 m
c) 1500 mm = 1,5 m
d) 2,4 dm =  0,24 m

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken
Wat
Paragraaf 4.1 en 4.2
Hoe
Zelfstandig met rekenmachine
Hulp
Uitleg in NU, vragen aan docent
Tijd
Overige lestijd + evt. thuis afmaken
Klaar?
Starten met 4.3

Slide 23 - Slide