Thema 4 - Stevigheid en beweging

Thema 4
Stevigheid en beweging
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 4
Stevigheid en beweging

Slide 1 - Slide

Basisstof 1 Leerdoelen
- Je kent de delen van het lichaam
- Je kunt in een afbeelding van het skelet de botten benoemen
- Je kunt de functies van het skelet noemen

Slide 2 - Slide

Skelet
  • Hoeveel botten heeft de mens?
  • Schedel, wervelkolom, borstkas schoudergordel, bekken
  • Waarom hebben wij een skelet? (aantekening)

Slide 3 - Slide

Maak de opdrachten van B1
opdracht 1, t/m 4 (afb 7) 6 t/m 9

Slide 4 - Slide

Basisstof 2 Leerdoelen
- Je kunt de bouw van botweefsel en kraakbeenweefsel beschrijven
- Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven

Slide 5 - Slide

Bouw botten 
  • Mergholte in pijpbeenderen
  • Geel beenmerg in mergholte slaat vet op
  • Rood beenmerg vormt bloedcellen, in de koppen van pijpbeenderen en platte beenderen

Slide 6 - Slide

Botweefsel
  • Cellen in kringen rondom dunne kanaaltjes
  • Uitlopers waarmee ze met elkaar in contact staan
  • Kanaaltjes bevatten bloedvaten en vocht
  • Tussencelstof van kalkzouten (stevig) en lijmstof/collageen (buigzaam)

Slide 7 - Slide

Kraakbeen
  • Buigzaam en zachter dan bot
  • Botten van een baby bestaan vooral uit kraakbeen dat verandert in bot
  • Fontanellen: ruimte tussen botten schedel baby, ook kraakbeen
  • Cellen in groepjes bij elkaar
  • Tussencelstof elastisch en stevig (veel collageen, beetje kalkzout)

Slide 8 - Slide

B2 Maak opdrachten
Huiswerk 1 t/m 10

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
Je kent de namen en functies van botten
Je weet uit welke stoffen botten zijn opgebouwd
Je kunt beschrijven dat de samenstelling van botten verandert

Slide 10 - Slide

Bottenbingo

Slide 11 - Slide

Programma
Herhaling
Uitleg B3
Werken aan project Dier

Slide 12 - Slide

Welk bot is hier gebroken?
A
borstbeen
B
rib
C
sleutelbeen
D
opperarmbeen

Slide 13 - Quiz

Been (bot)
Kraakbeen
Veel collageen
Weinig collageen
Veel kalkzouten
Weinig kalkzouten

Slide 14 - Drag question

Waarom heeft een schedel bij een baby fontanellen?

Slide 15 - Open question

Het percentage kalkzouten en het percentage collageen in botweefsel veranderen tijdens het leven.
In welk van de diagrammen van de afbeelding  wordt dit het best weergegeven?
A
Diagram 1
B
Diagram 2
C
Diagram 3
D
Diagram 4

Slide 16 - Quiz

Basisstof 3
- Je kunt de beenverbindingen beschrijven
- Je kunt de bouw van een gewricht beschrijven
- Je kunt de werking van een kogelgewricht, een scharniergewricht en een rolgewricht beschrijven

Slide 17 - Slide

Botverbindingen
  • Vergroeid
  • Naden
  • Kraakbeen
  • Gewricht

Slide 18 - Slide

Bouw gewricht

Slide 19 - Slide

Typen gewrichten
  • Kogelgewricht: gewrichtskogel draait in gewrichtskom, beweging in verschillende richtingen
  • Scharniergewricht: botten bewegen als scharnier ten opzichte van elkaar, alleen beweging heen en terug
  • Rolgewricht: botten draaien in lengteas om elkaar

Slide 20 - Slide

Basisstof 3
Start met lezen blz 24-26 onderstreep belangrijke info in stilte
(8 min)
Maak opdracht 1-2, 5-7

Slide 21 - Slide

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 22 - Quiz

Welke beenverbinding is R?
A
Vergroeid
B
Naad
C
Kraakbeen
D
Gewricht

Slide 23 - Quiz

Scharnier gewricht
Kogel gewricht
Eivormig gewricht
Kogel gewricht
Rol gewricht

Slide 24 - Drag question

gewrichtskom
gewrichtkogel
gewrichtsmeer
kraakbeenlaagje
gewrichtkapsel

Slide 25 - Drag question


In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.
Bij welke van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?

A
1
B
2
C
3

Slide 26 - Quiz

Programma
de sterkste spier
bouw en werking spieren
huiswerk + bespreken wat te leren voor de toets

Slide 27 - Slide

wat is de sterkste spier van je lichaam?

Slide 28 - Mind map

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Basisstof 4
Lees blz 34-37 goed door en onderstreep de belangrijkste biologische informatie (10 min)
 beantwoord de volgende vragen:

1. Hiermee zit een spier vast aan het bot
3. Welke spier is de antagonist van de scheenbeenspier?
3. Welke 3 typen spierweefsels zijn er? En waar komen ze voor?
4. Een marathonloper heeft in vergelijking met een sprinter meer snelle/langzame spiervezels

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Maak de opgaven: 1 t/m 3 en 5 t/m 9 NIET 8

Slide 32 - Slide

Spierstelsel
  • Oppervlakkige skeletspieren en diepe spieren werken samen om botten te bewegen
  • Onbewuste spieren in je organen (darmen)

Slide 33 - Slide

Bouw spier
  • Spierschede: bindweefsel om spier heen
  • Pees: verbindt spier met bot bij aanhechtingsplaats
  • Spier bestaat uit spierbundels, die uit spiervezels bestaan

Slide 34 - Slide

ontspannen kuitspier 
(lang en dun)
aangespannen kuitspier 
(kort en dik)

Slide 35 - Slide

Antagonisten
  • Als spiervezels samentrekken wordt een spier korter en dikker
  • Biceps en triceps bewegen onderarm. Biceps buigt de arm, triceps strekt de arm
  • Antagonist: twee spieren werken samen om een bot te bewegen, maar hebben een tegengesteld effect

Slide 36 - Slide

Drie type spierweefsel bij de mens

Glad spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel
Hartspierweefsel

Slide 37 - Slide

Spierfibril
  • Spiervezel bestaat uit fibrillen
  • De eiwitten actine en myosine schuiven in elkaar als de spier aanspant
  • Deze liggen gerangschikt in fibrillen, overlappen elkaar

Slide 38 - Slide

Spiervezels
  • Langzaam: doen er lang over om samen te trekken, kunnen minder kracht zetten, hebben weinig energie nodig
  • Snel: snel en krachtig samentrekken, veel energie nodig

Slide 39 - Slide

Als een spier zich ontspant wordt deze:
A
Dunner en langer
B
Dunner en korter
C
Dikker en langer
D
Dikker en korter

Slide 40 - Quiz

Hoe noem je de tegengestelde spier van een spier die actie onderneemt?

Slide 41 - Open question

Hoe heet spier 1?
Hoe heet spier 2?
A
Nr 1: armbuigspier Nr 2: armstrekspier
B
Nr 1=armstrekspier Nr 2=armbuigspier

Slide 42 - Quiz

Basisstof 6
- Je weet dat spieren sterker worden door training
- Je kunt uitleggen dat lichaamsbeweging goed is voor je gezondheid

Slide 43 - Slide

Tijdens de warming-up en vooral tijdens een wedstrijd neemt de hartslag toe.
Door te gaan trainen, bijvoorbeeld hard te lopen, wordt je hart sterker.
Leg dat uit.

A
omdat je vaker dezelfde beweging gebruikt en dus je hart traint.
B
Je traint en hoe vaker je iets doet wordt je hart sterker.
C
Je hart bestaat ook uit spieren en wanneer je traint worden je spieren ook sterker.
D
je hart krijgt dan een betere conditie.

Slide 44 - Quiz

Leg uit dat veelvuldig gebruik van een telefoon, tablet, laptop, pc en gameconsole kan leiden tot RSI.
A
Omdat je dan niet veel beweegt.
B
omdat je dan altijd op de zelfde manier je arm of hand ofzo gebruikt waardoor het kan leiden tot RSI.
C
omdat je steeds dezelfde beweging maakt
D
want je beweegt alleen met je armen en schouders

Slide 45 - Quiz

Slide 46 - Video

Huiswerk
Maken 4.4 spieren kennis + inzicht

Toetsstof periode 3:
Thema 4 B 1-4 +6 + T5 B1 en B4
B1 NIET letterlijk alle botten uit je hoofd leren 
(je krijgt een afbeelding met namen + vragen)

Slide 47 - Slide

Lichaamsbeweging
  • Spieren trainen
  • Ontspanning
  • Conditie
  • Coördinatie
  • Motorisch geheugen, geautomatiseerde beweging

Slide 48 - Slide

Blessure
RSI

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Link