This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- Homework check (?)
- Grammar
- Exercises
-The carpet fitter
- Newsround
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Tag questions ('aangeplakte vragen')
Je gebruikt tag questions wanneer je zoekt naar een bevestiging. Het een statement, gevolgd door een mini-vraag.
In het Nederlands kun je de tag questions vertalen naar'toch?' of 'of wel?'
Sneeuw is wit, toch?
JIj vind mij niet leuk, of wel?
Slide 4 - Slide
Hulpwerkwoorden
Can, could, should, would, may, might, must, will, won't, do
(ook met not erachter!)
Slide 5 - Slide
Tag questions ('aangeplakte vragen')
Hoe vorm je nou de tag questions?
1. Kijk of er in de zin voor de komma een hulpwerkwoord staat.
Ja? –> herhaal het hulpwerkwoord in de tag
Nee? –> gebruik do/does/did in plaats van het werkwoord voor de komma. Let hierbij goed op de tijd waarin de zin voor de komma staat. Tegenwoordige tijd: do/does, verleden tijd: did
Slide 6 - Slide
Check this out!
You can speak English, can't you?
You called him,didn't you?
He wasn't late, was he?
They don't sing well, do they?
Slide 7 - Slide
Tag questions ('aangeplakte vragen')
Positieve hoofdzin? Negatieve tag questions
You can speak English, can't you?
+ -
Negatieve hoofdzin? Positieve tag questions
He wasn't late, was he?
- +
Slide 8 - Slide
You are his brother, .....?
A
are you
B
aren't you
C
do you
D
don't you
Slide 9 - Quiz
Make a tag question:
I can never do it right, ...?
Slide 10 - Open question
Make a tag question:
Men don't have babies, ... ?
Slide 11 - Open question
Make a tag question:
It's a beautiful view, ... ?
Slide 12 - Open question
Make a tag question:
Snow is black, ... ?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
TO DO:
Unit 1
ex. 33/34/35
GOOOOOOD LUCK!
Slide 15 - Slide
I know how to apply question tags. (Ik weet hoe ik question tags moet gebruiken)