Infraroodpanelen verwarmen niet de hele ruimte, maar stralen de warmte naar de plekken waar je zit of bezig bent. Ze verwarmen dus gericht, de warmte richt zich direct op mensen en op objecten die mensen gebruiken, zoals een stoel of een bureau. Omdat je niet eerst de lucht verwarmt, maar direct de objecten, is veel minder vermogen nodig dan bij traditionele vormen van verwarming. Maar buiten het bereik van de panelen blijft het koud.
IR-panelen werken op stroom, maar doen dat slimmer dan vroeger. Een elektrisch straalkacheltje in de badkamer had een spiraal die roodgloeiend heet werd. IR-panelen worden minder heet, tussen de 60 en 200 graden. Ze hebben geen spiraal, maar een vlakke plaat die warm wordt, zie afbeelding 20. Daardoor heb je een groter stralingsoppervlak aan de voorkant. De achterkant van het paneel is geïsoleerd en verliest daardoor weinig warmte. Met minder stroom krijg je meer straling dan bij de ouderwetse straalkachel. Een IR-paneel werkt het efficiëntst als je hem aan het plafond hangt, want dan heb je de minste obstakels. Het duurt een paar minuten voordat het paneel stralingswarmte afgeeft.