Stage 3 Hoofdstuk 1

• Praktijk en loopbaan
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 3
• Leerroute 4

Praktijk en loopbaan

Stage 3

Hoofdstuk 1

Voorbereiden op je externe stage

v

Externe stage

v

Ik

_______

_______

_______

_______

De eerste indruk

 De docent tekent een grote cirkel in het midden van een flipover-vel met

een kleine cirkel erin. In de kleine cirkel schrijf je het woord ‘ik’, of je eigen

naam. De overige ruimte in de grote cirkel verdeel je in vier of vijf vlakken.

• Elk vlak krijgt een eigen titel, bijvoorbeeld: hobby’s, automerk,

gezinssituatie, favoriete vakantiebestemming, favoriet gerecht, etc.

• Laat de leerlingen opnoemen wat ze denken dat jouw hobby’s, automerk,

gezinssituatie, etc. zijn en schrijf dit vervolgens zelf in de desbetreffende

vlakken.

• Zorg dat er per vak zoveel mogelijk verschillende veronderstellingen

staan genoteerd.

• Introduceer jezelf vervolgens aan de hand van de genoteerde

veronderstellingen. Houd dit luchtig! Vul aan wat niet op de flipover

staat en sta ook even stil bij foutieve veronderstellingen. Zorg dat er een

kloppend en genuanceerd beeld overblijft bij de cursisten over wie je

bent.

• Je licht het principe van aannames en veronderstellingen toe.

• Maak de cursisten ervan bewust dat ‘een eerste indruk’ niet altijd juist

is en hoe dat komt! 

Wat zie je bij de eerste indruk?

Bladzijde 2

Waarom maakt dit meisje geen goede eerste indruk?

1. Ze draagt slordige kleren.
2. Ze draagt een hoofddoek.
3. Haar lichaamstaal is negatief.
4. Haar make-up is ongepast.

Een eerste indruk maak je maar 1 keer!

Maak opdr. 1 tot en met 3

Bladzijde 2 tot en met 3

De manier waarop jij jezelf kleed kan prive anders zijn dan op het werk. Op het werk verschijnen in een naveltruitje, is in de meeste gevallen niet gepast. Hetzelfde het dragen van een petje of open schoenen.

Noem een beroep waarbij het wel gepast is om een petje te dragen.

Noem een beroep waarbij het gepast is om een zwembroek te dragen.

Groepsopdracht opdr. 4

Een eerste ontmoeting

Zie opdracht 4 in je boek.

Keuze 1: Je kiest een ontmoeting uit het boek.

Keuze 2: Je bedenkt zelf een ontmoeting.

Daarna: Kies of dat je een goede of slechte eerste indruk maakt. De groep mag dit daarna raden.

In duos speel je een ontmoeting na, de klas kijkt naar jullie. Dit doe je zonder geluid! 

Wat hoor je bij de eerste indruk?

Bladzijde 4

Wat voor eerste indruk maakt iemand die heel zacht praat?

1. Stoer
2. Onzeker
3. Boos
4. Agressief

Maak opdracht 5 (S) tot en met 7 (A)

Bladzijde 4 en 5

Een goede eerste indruk maken

Bladzijde 5

Wie maakt een positieve eerste indruk? 

De persoon op:

1. Plaatje 1
2. Plaatje 2
3. Plaatje 3
4. Plaatje 4

Maak opdracht 8 en 9

Bladzijde 6

Visitekaartje

Bladzijde 7

Welk plaatje is een visitekaartje?

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak opdracht 10

Bladzijde 7

Contact opnemen

Bladzijde 8

Bekijk het visitekaartje.

Hoe kun je contact opnemen ?

1. Via de telefoon en de website
2. Via de mail en Twitter
3. Via de telefoon en de mail
4. Via de telefoon en Facebook

Maak opdracht 11

Bladzijde 8

Foto

Bladzijde 8

Welk beroep heeft de vrouw op de foto?

1. Schoonheidsspecialiste
2. Activiteitenbegeleidster
3. Verpleegster
4. Kapster

Maak opdracht 12 en 13

Bladzijde 9

Talenten

Bladzijde 9

Wat is een talent?

1. Iets waar je goed in bent.
2. Iets wat je leuk vindt om te doen.
3. Iets wat bijna niemand kan.
4. Iets waar je bang voor bent.

Maak opdracht 14 tot en met 19

Bladzijde 10 en 11

Wat is jouw grootste talent? En waarom?