This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Start van de les
woordtrainer
Hoofdstuk 1 - les 1.5
Slide 1 - Slide
Wie was de hoofdpersoon?
Slide 2 - Open question
Waar speelt het fragment zich vooral af?
Slide 3 - Open question
Dit verhaal is:
A
fictie
B
non-fictie
Slide 4 - Quiz
Dit verhaal is:
A
realistisch
B
niet realistisch
Slide 5 - Quiz
Hoe betaald Emilie haar vliegticket?
Slide 6 - Open question
Woorden
- les 1.5
Slide 7 - Slide
Doel van de les
Je weet waarom je de betekenis van veel woorden moet kennen.
Je leert de betekenis van verschillende woorden.
Slide 8 - Slide
Woordenschat
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Woordenschat
Woordenschat is vooral belangrijk bij het begrijpend lezen. Met een kleine woordenschat kom je bij het lezen van een tekst veel woorden tegen die je niet kent.
Slide 11 - Slide
Ik vind begrijpend lezen lastig.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Woordenschat
Wanneer je meer woorden kent, kun je beter begrijpend lezend.