Alle of allen, beide of beiden?
Vb. alle(n), beide(n), dezelfde(n), weinige(n) en vele(n)
1. bij bijvoeglijk gebruikt schrijf je geen -n.
- Vele mensen kwamen op het festival af.
2. bij zelfstandig gebruik én als het om personen gaat schrijf je een -n.
- Van de leerlingen in mavo 3 zijn velen goed in spelling.
- De brieven zijn alle verloren gegaan.