Havo H07 Beleggen - Les 1

VWO H7 Beleggen 
7.1   Spaarvormen
7.2  Effectenbeurs
7.3 Aandelen
7.4 Obligaties
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VWO H7 Beleggen 
7.1   Spaarvormen
7.2  Effectenbeurs
7.3 Aandelen
7.4 Obligaties

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les
  • Leerdoelen vind je in je theorieboek

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

'gewoon' sparen
'gewoon' sparen is geld dat je op je bankrekening zet. 
Deze vorm van sparen is niet risicovol

Slide 4 - Slide

Vrijwillig en verplicht sparen gaat vaak over sparen
voor de pensioenvoorziening.
Waaruit kan het inkomen van een gepensioneerde
bestaan?
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Vrijwillig en verplicht sparen
Pensioensopbouw:

  • AOW
  • Aanvullend bedrijfspensioen
  • Eigen pensioenopbouw                  +
       Inkomen nadat je met pensioen bent gegaan

Slide 6 - Slide

Wat betekent AOW en wanneer
heb je er recht op?
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Video

Als er volgend jaar door de stijging van de werkgelegenheid minder mensen een uitkering krijgen, dan betalen de werkende mensen volgend jaar....
A
meer premie
B
minder premie

Slide 9 - Quiz

AOW: Algemene Ouderdomswet
  • De AOW is een maandelijks basisinkomen voor iedereen die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. 
  • Dit inkomen loopt door tot je overlijden.

Slide 10 - Slide

Hoe wordt de AOW gefinancierd?
  • AOW is geen spaarvorm maar een sociale verzekering

  • Alle werkenden betalen premies (want verzekering)
  • Hiermee worden alle AOW-gerechtigden mee betaald

  • Dit noemen we het omslagstelsel

Slide 11 - Slide

Bedrijfspensioen
Werknemer en werkgever leggen allebei maandelijks een bedrag in als pensioenpremie zodat de werknemer t.z.t. een pensioen uit het fonds ontvangt.

Slide 12 - Slide

Voordelen bedrijfspensioen
  • De werkgever legt een deel in en betaalt dus mee
  • Je betaalt geen inkomstenbelasting over pensioenpremie (wel als het wordt uitgekeerd)
  • Je spaart automatisch en hoeft hier dus niet aan te denken

Slide 13 - Slide

Nadelen bedrijfspensioen
  • De inleg (pensioenpremie) is een groot deel van je inkomen en kun je niet zelf bepalen
  • Je kunt niet zelf kiezen voor een pensioenfonds (hangt af van je werkgever)
  • Je weet niet wat het rendement wordt

Slide 14 - Slide

Vrijwillig en verplicht sparen
Pensioensopbouw:

  • AOW
  • Aanvullend bedrijfspensioen
  • Eigen pensioenopbouw                  +
       Inkomen nadat je met pensioen bent gegaan

Slide 15 - Slide

Voordelen vrijwillig sparen
  • Als het financieel minder gaat, kun je minder inleggen
  • Je kunt zelf kiezen hoe je, je pensioen opbouwt 

Keuze zonder fiscaal voordeel: "gewoon sparen" of met fiscaal voordeel met een lijfrenteverzekering of banksparen

Slide 16 - Slide

Nadelen vrijwillig sparen
  • Het is de vraag of je gaat sparen
  • De kosten zijn relatief hoog (spaarrente is lager dan de inflatie)

Slide 17 - Slide

Vrijwillig sparen: rekening of deposito

Slide 18 - Slide

beleggen

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Video

Limietorder: opdracht voor verkoop tegen een minimale prijs of opdracht voor aankoop tegen een maximale prijs.

Marketorder (bestensorder): opdracht wordt zeker uitgevoerd maar zonder prijslimiet

AEX-index: graadmeter van de Ned. effectenmarkt. Dit is een gewogen gemiddelde van de 25 meest verhandelde fondsen in NL

Slide 21 - Slide

Wat is investeren?
A
Het beleggen van geld
B
Het kopen van kapitaalgoederen
C
Ondernemen
D
Winst maken

Slide 22 - Quiz

Wietske belegt haar geld in obligaties. Hierna staan beweringen over het verschil tussen het beleggen in obligaties en het beleggen in aandelen.

Welke bewering is juist? Kies uit onderstaande mogelijkheden:

A
Bij obligaties is de kans op koerswinst groter dan bij aandelen.
B
Bij obligaties is koerswinst of koersverlies niet mogelijk en bij aandelen wel.
C
Bij obligaties krijg je rente en bij aandelen dividend.
D
De obligatiehouders krijgen jaarlijks een deel van de winst, tenzij er na de betaling van de aandeelhouders onvoldoende geld overblijft.

Slide 23 - Quiz

Wat brengt minder risico met zich mee. Beleggen in ...
A
Obligaties
B
Aandelen

Slide 24 - Quiz

Beleggen brengt risico met zich mee, terwijl sparen zonder risico's is.
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is onjuist

Slide 25 - Quiz

Provisie of transactiekosten zijn:
A
Een vergoeding voor de diensten van de bank
B
De wisselkoers
C
Vreemde valuta
D
Beleggen

Slide 26 - Quiz

Wat is een aandeelhouder?
A
Iemand die aandelen verkoopt
B
Iemand die aandelen koopt
C
Iemand die aandelen bezit
D
Iemand die aandelen huurt

Slide 27 - Quiz

7.3  Aandelen
Een aandeel is een bewijs van deelname in het Eigen Vermogen van een BV of NV.

Nominale waarde is het bedrag dat op het aandeel staat. Dit is meestal niet wat je betaalt.

Slide 28 - Slide

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving:
winstuitkering aan aandeelhouders
A
Koers
B
Dividend
C
Vennootschapsbelasting
D
Effectenbeurs

Slide 29 - Quiz

Koerswaarde: bij beursgenoteerde NV's komt dit tot stand door vraag en aanbod.
Uitbreiding aandelenkapitaal --> Emissie

De prijs van een aandeel bij een emissie heet de emissiekoers.
Deze zal ongeveer gelijk zijn aan de beurskoers.
Direct na de emissie is er één koers over: de beurskoers.


Slide 30 - Slide

Hoeveel dividend kan er uitgekeerd worden?
A
€1.000
B
€5.000
C
€750
D
€500

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Ajax keert 10% dividend uit. De nominale waarde van een aandeel Ajax is € 4,00 en de actuele beurskoers is € 6,80. Hoeveel bedraagt het dividendrendement per aandeel Ajax?

Slide 33 - Open question

Ajax keert 10% dividend uit. De nominale waarde van een aandeel Ajax is € 4,00 en de actuele beurskoers is € 6,80. Hoeveel dividend ontvang je per aandeel Ajax?

Slide 34 - Open question

Stel je hebt op maandag €1000 euro aandelen gekocht bij KPN. Hoeveel zijn je aandelen dan waard op vrijdag?
A
992
B
1.080
C
920
D
1.008

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide

Hoe kan je aan aandelen verdienen?
* Dividend (winstuitkering voor aandeelhouders)
* Koerswinst (kan ook verlies zijn!)

Dividendrendement:   Dividend      x 100%
                                     Beurskoers
Koersrendement:       Verkoopprijs - inkoopprijs    x 100%
                                            inkoopprijs
Aandelenrendement: beide optellen

Slide 37 - Slide

Een verschil tussen aandelen en obligaties is:
A
Aandelen worden op de beurs verhandeld en obligaties niet
B
De koers van een obligatie staat vast
C
Aandelen moeten worden terugbetaald en obligaties niet
D
Een obligatiehouder heeft geen zeggenschap

Slide 38 - Quiz

Obligatie (7.4)
Dit is een stukje van een 'grote' lening: de obligatielening 

Couponrente = vast rentepercentage over de nominale waarde van de obligatie

Slide 39 - Slide

       Obligatie = schuldbewijs
Waarom hierin beleggen?
1. hoger rente percentage
2. geen/weinig risico

Slide 40 - Slide

Rente en Obligatiekoers
De obligatie geeft een vaste rentevergoeding. Is deze vergoeding hoger dan de huidige marktrente dan is de obligatie aantrekkelijk          Vraag naar obligatie stijgt           Koers stijgt.   Omgekeerd werkt dit ook!

Slide 41 - Slide

De beurskoers van een obligatie
is uitgedrukt in een % van de nominale waarde

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is €250,- 
Op de obligatiebeurs is de obligatie op 15/9/2020 te koop voor €265,-

De beurskoers is €265/€250 x 100% = 106%

Slide 42 - Slide

De beurskoers van een obligatie
is uitgedruk in een % van de nominale waarde

Voorbeeld: nominale waarde van een obligatie is €250,- 
Op de obligatiebeurs is de obligatie op 15/9/2020 te koop voor €265,-

De beurskoers is €265/€250 x 100% = 106%

Slide 43 - Slide

Couponrendement = (rente / aankoopprijs) x 100%
Koersrendement =
(verkoopprijs obligatie - aankoopprijs obligatie)   x 100%
                           aankoopprijs  


Zie theorieboek voorbeeld 7.4

Slide 44 - Slide

Risicospreiding bij beleggen is belangrijk!
Koop aandelen en obligaties van verschillende bedrijven en/of de overheid

Beleggingsfondsen spreiden zelf al risico's. Zij beleggen geld in een mix van vastgoed, aandelen, obligaties, contanten etc.
*Zij geven participaties uit
*Beleggingsfondsen kunnen verschillende doelen hebben

Slide 45 - Slide

Converteerbare obligatielening 
Dit is een obligatie die je kán omwisselen voor aandelen. 

Voorbeeld: een 4%Obligatielening 
Conversievoorwaarden: Voor 1 obligatie van €500 nominaal en bijbetaling van €160, ontvang je bij conversie 10 aandelen met een nominale waarde van €50.

Wat is de conversieprijs?     (€500 + €160)/10 = €66  
        

Slide 46 - Slide

Wat is het voordeel (de winst) voor een houder van 1 obligatie bij een aandelenkoers van €80 ?  
10 x (€80-€66) = €140

De obligatie is bij een aandelenkoers van €80 meer waard dan €500,-

De waarde van de obligatie is dan: 
€500 + 10 x (80-66) = €640,-

  


 

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide