2.3. Signaalwoorden, verbanden tussen zinnen

Goedemorgen
  • Chromebook
  • Leesboek
  • Lesboek
  • Schrift & pen 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Goedemorgen
  • Chromebook
  • Leesboek
  • Lesboek
  • Schrift & pen 

Slide 1 - Slide

Opfrissen!

Slide 2 - Slide

Wat betekent "context"?
Schrijf in je schrift!

Slide 3 - Slide

Wat kun je doen als je de betekenis van een woord niet weet?
Schrijf in je schrift!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 6 - Open question

Het zonnetje scheen, maar het was nog steeds koud.
Signaalwoord =

Slide 7 - Open question

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 8 - Open question

Ik koop een cadeautje + ik ga naar een verjaardag.

Slide 9 - Open question

Ik kijk Netflix + ik speel Call of Duty

Slide 10 - Open question

Een deel van Nederlands vindt dat de coronamaatregelen strenger worden, maar ik vind van niet.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Tijdsvolgorde
D
Allemaal

Slide 11 - Quiz

Ten eerste had ik geen zin in de opdracht en ten tweede had ik ook niet genoeg tijd.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Tijdsvolgorde
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Signaalwoord?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 13 - Open question

Signaalwoord?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 14 - Open question

Nu ietsjes moeilijker!

Slide 15 - Slide

Verzin een zin met het verband 'tijdsvolgorde'

Slide 16 - Open question

Verzin een zin met het verband 'opsomming'

Slide 17 - Open question

Verzin een zin met het verband '"tegenstellend"

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

timer
20:00
 Hfst. 1.7 
  • Ga naar Moodle
  • § 1.7: grammatica zinsdelen
  • Opdracht 10, 14
  • Duo- opdracht: 16. 



Hulp nodig?
  • Lees de vraag nogmaals
  • Vraag je buur om hulp
  • Ga verder met de volgende vraag (leg je kaartje op oranje) 
Klaar?
Scroll helemaal naar beneden
Maak de "test jezelf" in het blauwe vak

Slide 20 - Slide