4.4 Op vakantie les 2

Cursus 4.4: Op vakantie!
Log in met de gamepin 
+ je voornaam!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cursus 4.4: Op vakantie!
Log in met de gamepin 
+ je voornaam!

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen deze les?
1. Wat heb je deze les nodig?

2. Korte terugblik naar vorige les: mini quiz.

3. Samen de leerstof van cursus 4.4 bespreken.

4. Aan de slag met de vragen! (+ vragen stellen)

5. Les afsluiten: 3 vragen + mededeling huiswerk.

Slide 2 - Slide

Terugblik vorige les.
Er komen 5 meerkeuzevragen in beeld.
Kies telkens het juiste antwoord!

Wie heeft de meeste vragen goed?


Nodig: Blz. 26 en 27!

Slide 3 - Slide

Wat is een ander woord voor een luie vakantie?
A
Zomervakantie
B
Passieve vakantie
C
Bergvakantie
D
Actieve vakantie

Slide 4 - Quiz

Welke activiteit hoort NIET bij een actieve vakantie?
A
Mountainbiken in de bossen
B
Snowboarden in de bergen
C
Op het terras zitten in de stad
D
Kanoën in de Ardennen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Video

Hoe gebeurt dit nu?
met een voorbeeld.

Slide 7 - Slide

Plooiingsgebergten ontstaan doordat...
A
Twee platen tegen elkaar duwen
B
Twee platen uit elkaar schuiven
C
Doordat een vulkaan uitbarst
D
Doordat een tsunami de grond wegspoelt

Slide 8 - Quiz

Een dubbelseizoen in de bergen betekent...
A
Dat er alleen in de zomer toeristen komen
B
Dat er in de zomer en in de winter toeristen komen
C
Dat er alleen in de winter toeristen komen
D
Dat er helemaal geen toeristen komen

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

In Nederland komen geen bergen voor omdat...
A
Wij bij een breuk liggen
B
Wij geen vulkanen hebben
C
Wij geen zware aardbevingen hebben
D
Wij midden op een plaat liggen

Slide 11 - Quiz

Voor je plezier
Samen lezen. Blauwe blokje op blz. 28
Lees mee! Er komen meerdere lezers.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Naar het buitenland
Samen lezen. Blauwe blokje op blz. 29
Lees mee! Er komen meerdere lezers.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Voor je plezier
Vrije tijd = tijd die je niet gebruikt voor werken / school /huishouden /slapen.

Recreatie
= Alles wat je voor je plezier doet in je vrije tijd.
--> voetballen, gamen, televisie kijken, spelletjes doen.

Toerisme = als je voor je recreatie naar een ander gebied gaat.

Vakantie = voor je plezier naar een ander gebied gaan en er blijven slapen. 

Slide 17 - Slide

Je gaat een week naar Friesland om daar met jouw familie te zeilen. Wat is dit?
A
Toerisme
B
Recreatie

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de voordelen van toerisme?
A
Het wordt gezellig druk in de plaatsen langs de kust
B
De mensen leren daardoor andere culturen kennen
C
Het levert werk en geld op
D
Het zorgt voor goede vriendschappen tussen landen

Slide 19 - Quiz

Ik ga in m'n vrije tijd voetballen
A
Vakantie
B
Toerisme
C
Recreatie

Slide 20 - Quiz

Wat wordt bedoeld met vrije tijd die je gebruikt voor je plezier?
A
vrije tijd
B
recreatie
C
vakantie
D
vrije dag

Slide 21 - Quiz

Naar het buitenland
Massatoerisme =
veel toeristen bij elkaar in een 
vakantiegebied. 

Voordeel: er wordt geld 
verdiend aan toeristen.

Nadeel: Files en vervuiling door achtergebleven rommel.
       

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Aan de slag met de vragen!
Cursus 4.4: Op vakantie
Nakijken vraag 8, 9 en 10

Slide 24 - Slide

2

Slide 25 - Video

Aan de slag met de vragen!
15 minuten de tijd. 
Cursus 4.4: Op vakantie
Test jezelf op blz. 42
- vraag 10 t/m 13
Zelf nakijken vraag 1-2-4-5 en 6 
Cursus 4.4 Antwoordstencils liggen bij mij
timer
15:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Slide