Grammatica woordsoorten §7 aanw vnw + groepjes maken presentatie journaal
Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
lesboek
schrift
leesboek
pen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
lesboek
schrift
leesboek
pen
Slide 1 - Slide
Lezen
timer
15:00
Slide 2 - Slide
Wat gaan we deze les doen?
1) Leeskwartiertje
2) Aanwijzend voornaamwoorden
3) Groepjes maken journaalpresentatie + stappenplan
Doel: Je herkent aanwijzende voornaamwoorden in zinnen en kunt ze zelf in een zin plaatsen.
Doel: Je luistert naar de uitleg van de journaalpresentaties en maakt groepjes. Daarna maak je een stappenplan voor je presentatie.
Slide 3 - Slide
Volgorde aanbieden woordsoorten
Les 1 herhalen woordsoorten vorig schooljaar
Les 2 voegwoorden herkennen
Les 3 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Les 4 aanwijzend voornaamwoord
Les 5 vragend voornaamwoord
Les 6 mixopdrachten
Slide 4 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan.
Deze vrouw, datpaard, diefiets.
Slide 5 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
De - woorden: deze - die
Het - woorden: dit - dat
Voorbeeld:
de deur - deze deur - die deur
het huis - dit huis - dat huis
Slide 6 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Maar ook: zulk - zo'n - dergelijk
Voorbeeld:
zo'n deur, een dergelijke deur
zulke ideeën, dergelijke ideeën
Slide 7 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. Als het alleen staat, kun je het zelfstandig naamwoord er soms wel achter denken.
Deze app is gratis, maar die(app) niet.
Met dit oog zie ik beter dan met dat (oog).
Slide 8 - Slide
Let op!
De woorden dat endie behoren tot meer woordsoorten, het zijn dus niet ALTIJD aanwijzende voornaamwoorden.
Controleer altijd of je ze kunt vervangen door dit en deze. Dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.
Slide 9 - Slide
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'de tuin'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 10 - Quiz
Dit huis is van mij en dat is jouw huis. Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?
A
Dit
B
Dit en dat huis
C
Dit en dat
D
Dat
Slide 11 - Quiz
Vul in: ... school is echt heel leuk.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 12 - Quiz
Vul in: Ik hou van ... koekjes met chocolade.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 13 - Quiz
Is het onderstreepte woord een aanwijzend voornaamwoord?
Ja of nee
Matthijs draagt altijd dezelfde schoenen, want die brengen geluk volgens hem.
Slide 14 - Open question
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Opdracht:
1. Maak op blz. 210/211 opdracht 1, 2, 3 en 4.1 in je boek en opdracht 4.2 in je schrift.
2. Ga naar taaloefenen.nl en oefen daar de woordsoorten op niveau 2.
Hoe: Je werk zoveel mogelijk alleen
Nodig: Je lesboek, schrift, Ipad en een (markeer)pen
Klaar? Lees op www.nos.nl het nieuws van vandaag of kijk het journaal terug