This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lezen Blok 3 en 4
blz: 132
Slide 1 - Slide
13 april: 'Blok 3 Lezen' af en ingeleverd!
Beide bewijzen moeten ingeleverd zijn!
BLOK 3: Na deze paragraaf
kun je uitleggende teksten herkennen en lezen;
kun je infographics lezen.
kun je uitleggende teksten herkennen;
zie je het verschil tussen hoofd- en bijzaken in een tekst;
kun je een korte samenvatting van een tekst maken.
Slide 2 - Slide
Sleep de tekstdoelen naar het juiste tekstsoort
Recensie van een film of boek
Informeren
Overhalen
Overtuigen
Amuseren
Uitleggen
Slide 3 - Drag question
informeren
- De schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
Hij doet dit met informerende teksten.
Slide 4 - Slide
Amuseren
- De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
Hij doet dit met amuserende teksten (teksten voor je plezier).
Slide 5 - Slide
overhalen
- De schrijver wil de lezer overhalen iets te doen.
Hij doet dit met aansporende teksten.
Slide 6 - Slide
overtuigen
- De schrijver wil een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is
Hij doet dit met overtuigende teksten.
Slide 7 - Slide
uitleggen
- De schrijver wil de lezer uitleggen hoe iets zit of hoe je iets doet
Hij doet dit met uitleggende teksten.
Slide 8 - Slide
Infographic
Een tekstvorm waarin de afbeeldingen duidelijk opvallen, is de infographic of informatieve afbeelding. De afbeeldingen vormen één geheel met de tekst. Een deel van de informatie lees je in de tekst, een ander deel zie je in de afbeeldingen. Een informatieve afbeelding hoef je niet altijd van boven naar beneden te lezen.
Het doel van infographics is meestal informeren, maar soms ook uitleggen hoe iets werkt.
Slide 9 - Slide
13 april: 'Blok 3 Lezen' af en ingeleverd!
Beide bewijzen moeten ingeleverd zijn!
Blok 3 Lezen
Blok 3 af t/m opdracht 1 t/m 3 (samen) blz: 132
Blok 3 af t/m opdracht 5 t/m 6 (zelf) blz:138
Slide 10 - Slide
13 april: 'Blok 3 Lezen' af en ingeleverd!
Beide bewijzen moeten ingeleverd zijn!
BLOK 4: Na deze paragraaf
kun je de kernzin in een alinea aanwijzen;
kun je een samenvatting maken;
kun je de hoofdgedachte van een tekst benoemen.
herken je overtuigende teksten;
kun je feiten en meningen onderscheiden;
kun je uitleggen of je het met een schrijver eens bent;