Les 2 Aniseikonie

 Aniseikonie
Betekend ongelijke beeldgrootte van het rechter en het linker oog.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
OBMBOStudiejaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 66 min

Items in this lesson

 Aniseikonie
Betekend ongelijke beeldgrootte van het rechter en het linker oog.

Slide 1 - Slide

 Aniseikonie ?
De afstand van het linker oog naar de pen is groter dus de retinale afbeelding is kleiner. Hier valt het object binnen de Panumse gebied en de disparatie in beeldgrootte kan door de sensorische fusie overbrugd worden. 

Slide 2 - Slide

Echte Aniseikonie
Als een object bij een parallel stand van de ogen of bij een symmetrische convergentie een maculair beeldgrootteverschil geeft. Wanneer de sensorische fusie niet in staat is dit beeldgrootteverschil te compenseren kunnen er subjectieve symptomen ontstaan in de vorm van asthenopie.

  • Meer klachten als de gecorrigeerde visus gelijk is.

Slide 3 - Slide

Oorzaken aniseikonie


1) Wordt meestal veroorzaakt door anisometropie
- optische oorzaken, sterkte verschil, cornea kromming
- prismatische werking van de glazen door dikte verschil
- pseudofakie (cataract extractie) 
2)Verschil in de verdeling van de netvlies componenten
-door de verdeling van de lichtgevoelige netvlieselementen en hun fysiologische en neurologische connecties met de visuele cortex.
Zelf emmetropen kunnen aniseikonie ervaren door een verschil in de opbouw van de retina, vooral as –lengte (zeer zeldzaam)   

Slide 4 - Slide

Ongecorigeerde aniseikonie 
- supressie
- onscherpte



Symptomen geasocieerd met aniseikonie

  • Hp
  • Asthenope klachten
  • Leesproblemen
  • Fotofobie
  • Misselijkheid
  • Duizeligheid
  • Algemene vermoeidheid  






Slide 5 - Slide

Ruimtelijke waarneming
1) Symmetrisch
a) Beeld is in alle meridianen groter of 
kleiner (verschil in sferische sterkte)
OD S-6,00   OS S-1,00
b) Beeld is in een meridiaan groter of 
kleiner (astigmatisme) OD  S -3,0 
                                                 OS  S -6,0=C+3 as 180

Slide 6 - Slide

Ruimtelijke waarneming
2) Asymmetrisch
c) Sterke prismacorrectie veroorzaken een progressieve vergroting in een meridiaan.

Slide 7 - Slide


Parameters die invloed hebben op de mate van anisiekonie

Slide 8 - Slide

Aniseikonisch glas
Dit is een glas met een extra middendikte waardoor er een extra vergroting optreedt. Dit glas wordt voorgeschreven voor het oog met de laagste dioptrie waarde als correctie (of het kleinste netvliesbeeld).
Bij een beeldgrootteverschil van 0,5 % kan een verandering van de ruimtelijke waarneming optreden.
Een beeldgrootte verschil van 6% is nog net aanvaardbaar.
De aniseikonie hoeft niet geheel gecompenseerd te worden – denk aan sensorische fusie.
Meestal voldoet het aniseikonische glas als hij de helft van het beeldgrootteverschil compenseert.


Slide 9 - Slide

Formules voor de berekening van de netvliesbeeldvergroting
1) N= a x T'
N= a x T’
Deze formule is een benadering van het beeldgrootte verschil, meestal bij negatieve en zwak positieve glazen
a= ha +1,5 mm ( in centimetres )
T’= brilsterkte in dpt

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S +4,50       L: S+7,00 op ha =14 mm
a)Bereken het netvliesbeeldvergroting van beide glazen bij benadering.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?
N= a x T’    a= ha +1,5 = 14+1,5= 15,5 mm= 1,55 cm
Nr= 1,55 x 4,5 = 6,98 %
Nl= 1,55 x 7 = 10,85 %
B) nee geen last Verschil tussen R en L = 3,875 % lager dan 6%

Slide 11 - Slide

Voorbeeld zelf maken 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S - 1,25 L: S - 6,00 op ha =12,5 mm
a)Bereken het netvliesbeeldvergroting van beide glazen bij benadering.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?

Slide 12 - Slide

Formules voor de berekening van de netvliesbeeldvergroting
2) Deze formule gebruik je als de exacte 
netvliesbeeldvergroting wil weten.

a= ha +1,5 = in meters 
T'= brilcorrectie deze moet wel met plus of min


Slide 13 - Slide

Voorbeeld 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S +4,50
L: S+7,00 op ha =14 mm
a)Bereken de exacte netvliesbeeldvergroting van beide glazen.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?
N= 1/(1-axT') 
a= ha +1,5= 14 +1,5= 15,5 mm =0,0155m
Nr= 1/((1 -(0,0155x4,50))
Nr= 1/0,93025= 1,0749
we moeten nu naar percentage 
(1,0749 x100) -100= 7,49 %
Nl=1/ (1-(0,0155x 7,00))=1,1217
(1,1217 x100) -100=12,17%
Verschil tussen R/L 12,17-7,49= 4,68%
b) geen last verschil lager dan 6%

Slide 14 - Slide

Voorbeeld 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S +2,50
L: S+6,75 op ha =15 mm
a)Bereken de exacte netvliesbeeldvergroting van beide glazen.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?
N= 1/(1-axT') 
  a= 





b) wel last verschil groter dan 6% 

Slide 15 - Slide

Voorbeeld 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S - 1,25
L: S - 6,00 op ha =12,5 mm
a)Bereken de exacte netvliesbeeldvergroting van beide glazen.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?

N= 1/(1-axT') 
a= 12,5+1,5= 14 mm= 0,014 m
Nr=1/((1 - (0,014 x -1,25))= 1/1,0175=0,9828 getal kleiner dan 1 bij een min glas
(0,9828 x 100) -100= -1,72 % verkleining
Nl=1/((1 - (0,014 x -6,00))= 0,9225
( 0,9225 x 100)-100= - 7,749 %
b) wel last verschil tussen 
R/L=6,03 %

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 
Iemand heeft een brilsterkte van
R:S - 2,00
L: S - 5,00 op ha =16 mm
a)Bereken de exacte netvliesbeeldvergroting van beide glazen.
b)Heeft deze persoon last van aniseikonie?

Slide 17 - Slide

Formules voor de berekening van de netvliesbeeldvergroting
3)Wanneer je te maken hebt met extreem dikke brillenglazen (bijvoorbeeld bij aphakie of bij hoge hypermetropie) zal ook de middendikte (d) en de frontcurve (F1) invloed hebben op de netvliesbeeldvergroting.  

 Let op: alleen bij positieve glazen heb je een grote middendikte. 
d= middendikte
n= brekingsindex

Slide 18 - Slide

Beeldgrootteverschil meten, 
   Methodes om aniseikonie te bepalen

Hakentest
  • makkelijk en snel
  • fusiedwang 
  • horizontaal en verticaal 
  • polarisatie filters nodig

Slide 19 - Slide

Waarneming klant 
Een beeldgrootteverschil vanaf 1% kan op deze 
manier worden waargenomen. 

Hoewel er individuele toleranties bestaan bij aniseikonie, 
is volgens de meeste onderzoekers een 
beeldgrootteverschil van ca. 6% nog 
net aanvaardbaar

Slide 20 - Slide

Ha 13mm  Ik wil een brilgrootte verschil van 10% om aniseikonie te ervaren 
N=a x T'
a= ha +1,5= 14,5 mm= 1,45 cm
N= 10% = 10 

Slide 21 - Slide

Methodes om aniseikonie te bepalen. Deze worden in Nederland niet gebruikt 
  • Standaard-eikonometer


  • Ruimte–eikonometer volgens Ogle en Ames
  • Synoptofoor

Slide 22 - Slide

Een vergrotingsverschil met behulp van een bril kun je verkrijgen door het wijzigen van de volgende aspecten:
  • dikte van de glazen;
  • basiskromming van de glazen;
  • brekingsindex;
  • h.a. (De Wit, z.j.).

Andere mogelijkheden:
  • laseren
  • lensimplant 
  • contactlenzen 
  •  een combinatie van een bril samen met contactlenzen. 
  •  iseikonische glazen. 

Slide 23 - Slide

Iseikonische glazen


  •  zijn glazen met een verhoogde middendikte (d) en een aangepaste frontradius (F1) zodat daardoor een extra vergroting optreedt. Let op: alleen een vergroting is hiermee mogelijk.
  • Normaal gesproken worden deze glazen in plano (T’ = 0) uitgevoerd, maar afhankelijk van de graad van ametropie kunnen er ook optische sterkten in geslepen worden. O.L.V.S. Den Haag verkoopt deze glazen.
  • Op het glas met de laagste dpt-waarde (op de thermometer) moet je de extra vergroting aanbrengen. Dit glas maak je iseikonisch. 

Slide 24 - Slide

Samenvatting
• Aniseikonie wordt als regel veroorzaakt door de brilcorrectie bij anisometropie.
• Positieve brilcorrecties geven een vergroting van het netvliesbeeld.
• Negatieve brilcorrecties geven een verkleining van het netvliesbeeld.
• De middendikte van een correctieglas veroorzaakt ook een geringe vergroting.
• Aniseikonie kan met een iseikonisch glas, voor het oog met het kleinste netvliesbeeld, geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd.

Slide 25 - Slide