This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Intensief lezen
Slide 1 - Slide
tekstverband
de link tussen alinea's/zinnen - wat alinea's/zinnen met elkaar te maken hebben.
Kun je herkennen aan een signaalwoord
Slide 2 - Slide
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
Ik vind dat we meer katten moeten adopteren, maar mijn man denkt daar anders over.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Voorbeeld
Slide 3 - Quiz
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
We waren eerst met tien studenten, daarna kwamen er nog tien bij. Nu is het lokaal te klein.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Volgorde van tijd
D
Voorbeeld
Slide 4 - Quiz
Welk tekstverband herken je in de volgende zin?
Mijn oom kwam in een file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Oorzaak-gevolg
Slide 5 - Quiz
Woordbetekenis achterhalen
Als je een woord tegen komt wat je niet begrijpt, ga je jezelf eerst afvragen of je het woord wel nodig hebt om de tekst te kunnen begrijpen. Als dit niet zo is, lees je door. Is dit wel zo, kun je meerdere dingen doen:
Lees een stukje terug of vooruit, misschien is er wel een omschrijving of voorbeeld gegeven.
Bekijk de afbeeldingen, misschien geven die een aanwijzing
Bekijk het woord zelf, misschien herken je een deel van het woord
Vraag aan iemand anders wat het woord betekent of zoek het op.
Slide 6 - Slide
woordbetekenis
Non-profitorganisatie --> non herken je als voorvoegsel dat niet betekent. Profit is het Engelse woord voor winst. Het is dus een organisatie die niet gericht is op het maken van winst.
Slide 7 - Slide
Beeldspraak begrijpen
Beeldspraak is taalgebruik waarbij de schrijver een beeld gebruikt om te beschrijven wat hij wil zeggen.
Hij zegt niet letterlijk wat hij bedoelt.
Spreekwoorden zijn een voorbeeld van beeldspraak --> Goed gebekt
Slide 8 - Slide
Voorbeelden beeldspraak
Appeltje voor de dorst hebben
Hij is een kwal
Naar een antwoord vissen
Dat zit er dik in
Zij is een slimme vogel
De appel valt niet ver van de boom
Slide 9 - Slide
Bij welk van de onderstaande situaties ga je intensief lezen?
A
Je leest een krant en wil een artikel over konijnen vinden.
B
Je maakt een werkstuk over duiven en leest een tekst over duiven.
C
Je leest een tekst en wil het onderwerp bepalen.
D
Je maakt een examen en moet de hoofdgedachte van de tekst bepalen.
Slide 10 - Quiz
Als je een woord niet snapt, maar je hebt dit woord niet nodig voor het begrijpen van de hele tekst. Ga je dan de betekenis proberen te achterhalen?