2.4 deel 2 perfectum

Het perfectum
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het perfectum

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Het werkwoord in de voltooide tijd. 







Alleen in de voltooide tijd komt er altijd een extra werkwoord bij in de
zin, dat als hulpwerkwoord gebruikt wordt.  (hebben of zijn)

Het tweede werkwoord is het voltooid deelwoord.


 

Slide 3 - Slide

Het regelmatige werkwoord in de voltooide tijd:

Het regelmatige werkwoord in de v.t.t.

Een voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt op een -d of een -t

(ge + stam + d / t)

Wat heb je (ge + maak + t)? 
Hij heeft hard (ge + werk + t). 
Wie heeft dat (ge + zeg + d)?

We gebruiken SOFT KETCHUP 
Als de stam van het werkwoord op een medeklinker uit SOFT KETCHUP eindigt, komt er een -t achter. 
In alle andere gevallen een d.

Slide 4 - Slide

Een voltooid deelwoord begint bijna altijd met ge-.

maar kan ook beginnen met 
be- (bedanken - bedankt)
ver- (vertellen -verteld)
ont- (ontdekken - ontdekt)
her- (herinneren - herinnerd)
aan het begin van een werkwoord. 
Deze voltooide deelwoorden krijgen dan geen extra ge meer!

Slide 5 - Slide

Wij hebben .................. (leven)

Slide 6 - Open question

Diederik heeft ..................... op de vraag. (antwoorden)

Slide 7 - Open question

Katarina heeft een mop ...................... (vertellen)

Slide 8 - Open question

Onze premier heeft zich niets .................... (herinneren)

Slide 9 - Open question

Jij hebt de e-mail ................... (uitsturen)

Slide 10 - Open question

De bakker heeft de ingrediënten goed ................. (mixen)

Slide 11 - Open question

Els heeft het werk ...................... (afmaken)

Slide 12 - Open question

Skiën heeft hij nooit ................... (durven)

Slide 13 - Open question

De cursisten hebben de grammatica goed ...................... (oefenen)

Slide 14 - Open question

We hebben de hele nacht .................... op het feest van Lot. (dansen)

Slide 15 - Open question

Daan heeft een email ...................... (sturen)

Slide 16 - Open question

Wie heeft de burgemeester .....................? (ontmoeten)

Slide 17 - Open question

Het perfectum onregelmatig

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Het perfectum onregelmatig
denken      -         ik heb gedacht
hebben      -         ik heb gehad
beginnen   -        ik ben begonnen
kiezen         -        ik heb gekozen
begrijpen   -        ik heb begrepen
kopen         -        ik heb gekocht
vergelijken -       ik heb vergeleken
gaan            -       ik ben gegaan
fluiten         -       ik heb gefloten

Slide 20 - Slide

Ben je nog lang op het feest .................? (blijven)

Slide 21 - Open question

Wij hebben lekker ..................... op de boot. (slapen)

Slide 22 - Open question

Mijn schoonzoon heeft de marathon ..................... (lopen)

Slide 23 - Open question

Vervolg perfectum onregelmatig
blijven        - ik ben gebleven
helpen       - ik heb geholpen
lachen       - ik heb gelachen
lopen         - ik heb gelopen
staan         - ik heb gestaan
rijden        - ik heb gereden
zingen       - heb gezongen
slapen       - ik heb geslapen
nemen       - ik heb genomen

Slide 24 - Slide

Jij hebt de opdracht niet goed ...................... (begrijpen)

Slide 25 - Open question

Mijn vriendin heeft lekkere broodjes ................. (kopen)

Slide 26 - Open question

Het dameskoor heeft erg vals ................... (zingen)

Slide 27 - Open question

Diana en Marian hebben uren in de rij .................. voor kaartjes. (staan)

Slide 28 - Open question

De oma van Paul heeft mij ................ (helpen)

Slide 29 - Open question

De mensen hebben een nieuwe regering ...................... (kiezen)

Slide 30 - Open question

Zij hebben de broodjes in de oven ..................... (afbakken)

Slide 31 - Open question

Hebben jullie de prijzen goed ......................... (vergelijken)?

Slide 32 - Open question

20 onregelmatige werkwoorden

Slide 33 - Slide

NOG 10 nieuwe ONREGELMATIGE WERKWOORDEN

Slide 34 - Slide

  1. kopen - gekocht
  2.  krijgen - gekregen
  3. lezen - gelezen
  4. liggen - gelegen
  5. lopen - gelopen

Slide 35 - Slide

6. meegaan - meegegaan
7. moeten - gemoeten
8. mogen - gemogen
9. nakijken - nagekeken
10. nemen - genomen

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link