What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Week Modalverben
Week Modalverben
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Week Modalverben
Slide 1 - Slide
können
sie können
er kann
ihr könnt
Sie können
du kannst
ich kann
wir können
ik kan
jij kunt
hij kan
wij kunnen
jullie kunnen
zij kunnen
u kunt
Slide 2 - Drag question
dürfen
du darfst
wir dürfen
Sie dürfen
sie dürfen
ich darf
ihr dürft
er darf
ik mag
jij mag
hij mag
wij mogen
jullie mogen
zij mogen
u mag
Slide 3 - Drag question
moeten (het kan niet anders)
wir müssen
Sie müssen
ihr müsst
ich muss
er muss
du musst
sie müssen
ik moet
jij moet
hij moet
wij moeten
jullie moeten
zij moeten
u moet
Slide 4 - Drag question
wissen
er weiß
wir wissen
sie wissen
Sie wissen
ich weiß
ihr wisst
du weißt
ik weet
jij weet
hij weet
wij weten
jullie weten
zij weten
u weet
Slide 5 - Drag question
sollen (wil van een ander)
Sie sollen
ich soll
wir sollen
du sollst
ihr sollt
er soll
sie sollen
ik moet
jij moet
hij moet
wij moeten
jullie moeten
zij moeten
u moet
Slide 6 - Drag question
wollen
du willst
ihr wollt
wir wollen
ich will
Sie wollen
sie wollen
er will
ik wil
jij wilt
hij wil
wij willen
jullie willen
zij willen
u wil
Slide 7 - Drag question
mögen
ihr mögt
Sie mögen
er mag
sie mögen
du magst
ich mag
wir mögen
ik lust/vind aardig-leuk
jij lust/vindt aardig-leuk
hij lust/vindt aardig-leuk
wij lusten/vinden aardig-leuk
jullie lusten/vinden aardig-leuk
zij lusten/vinden aardig-leuk
u lust/vindt aardig-leuk
Slide 8 - Drag question
Hausaufgabenkontrolle
Op de volgende dia's moet je de
werkwoordsvorm zelf typen.
Let op!
Gebruik geen hoofdletters,
wel een Umlaut of ß
als dat nodig is
Slide 9 - Slide
Marie (wissen) es wirklich nicht!
Slide 10 - Open question
Suzanne (können) gut schwimmen.
Slide 11 - Open question
Hier (dürfen) du kein Eis essen.
Slide 12 - Open question
Du (müssen) hier rechts abbiegen.
Slide 13 - Open question
Herr Schmidt (mögen) keine Nudeln.
Slide 14 - Open question
Sabine (wollen) ihr neues Kleid tragen.
Slide 15 - Open question
Ihr (sollen) jetzt eure Hausaufgaben machen.
Slide 16 - Open question
Was bedeuten die Sprachmittel?
Meine Jacke ist viel zu klein.
Ich finde deine Ohrringe echt super.
Was trägst du gerne?
Ich trage oft blaue Jeans.
Ich trage am liebsten Sneakers.
Was trägst du meistens?
Wie findest du meine neue Frisur?
Wat draag je meestal?
Ik draag vaak een spijkerbroek.
Ik draag het liefste sportschoenen.
Wat vind je van mijn nieuwe kapsel?
Ik vind je oorbellen geweldig.
Mijn jas is veel te klein.
Wat draag je graag?
Slide 17 - Drag question
More lessons like this
instructie modale hulpwerkwoorden
March 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Modalverben
May 2024
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
13.11. modal hww
November 2023
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
20.11. Modalverben, Schreiben E
November 2023
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Kapitel 8 B Modalverben sollen, wollen, mögen, möchten
April 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
G2b 9.2. Modalverben Schreiben
February 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Goethe 19.11.
October 2023
- Lesson with
28 slides
a
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Modalverben
January 2024
- Lesson with
50 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1