UNIDAD 1 Mi familia y yo - parte 1

Español A1/A2 
1 / 47
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Español A1/A2 

Slide 1 - Slide

LessonUp, Quizlet, libro
LessonUp:  
uitleg, grammatica en oefenen in de les (en thuis 
in je eigen tempo)
Quizlet:
woordenschat (elke dag thuis én onderweg oefenen!)
Libro:
grammatica,- lees,- luisteroefeningen  (in les & huiswerk) 

Slide 2 - Slide

LessonUp
1. Ga naar  www.lessonup.app
2. Registreer je met je Deltion email adres
3. Gebruik de uitnodiging     


Slide 3 - Slide

Quizlet voor onderweg

Slide 5 - Slide

Quizlet
Ga naar studieset:                         Set 0 - test

1. Bestudeer de 'Kaarten'
2. Vervolgens kies je 'Leren'
3. Hierna kies je 'Spellen'
4. Als laatste ga je 'Testen'
De docent laat je na afloop je inspanningen en resultaten zien.  
Succes!                        

Slide 6 - Slide

Tu libro


https://www.digiplein.com/aanmelden/registreren.html

Gebruik je DELTION EMAIL adres!

Op de achterkant staat de LICENTIECODE voor dit E+ boek

                        

Slide 7 - Slide

Tu libro
Ingelogd in Digiplein?
Zie je je boek?

Lid worden van je klas -> via deelcode

1CM:                  j2e7c
2VM/2IH:        y6f1c
2IBS:                d8a2s

Slide 8 - Slide

Toetsen en cijfers
PERIODE 2
2 (eind)opdrachten samen 1 cijfer                                 -> Cijfer 1  (weging 1,0)
In de toetsweek grammatica & woordenschat        -> Cijfer  2 (weging 0,7)
Huiswerk serieus maken & op tijd? BELONING!  
Indien je minimaal 75% van het huiswerk serieus 
maakt/op tijd inlevert heb je een '10' (zoniet -> '0') -> Cijfer 3 (weging 0,3)
 * cijfers 2 en 3 worden samengeteld tot 1 cijfer
                      

Slide 9 - Slide

Voor morgen:
Zorg ervoor dat je een account hebt voor:
- LessonUp
- Quizlet
- Digiplein.com

Slide 10 - Slide

Unidad 1:
Mi familia
     y yo 

Slide 11 - Slide

¿Porqué has elegido Español?
Waarom heb je Spaans gekozen?

Slide 12 - Open question

Hoeveel mensen ter wereld spreken Spaans als moedertaal/tweede taal?

A
220 miljoen
B
320 miljoen
C
430 miljoen
D
540 miljoen

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

¿Qué 
palabras 
ya 
sabes? 

Slide 15 - Slide

¡Haz conneciones! 
BICICLETA
MAPA
TREN
SOL
PLAYA

Slide 16 - Drag question

Slide 17 - Video

1.01

Slide 18 - Slide

Hoe vraag je in het Spaans:
'Hoe heet jij?'
1.01
A
¿Qué tal?
B
¿Cómo estás?
C
¿Cómo te llamas?
D
¿Cómo lo llevas?

Slide 19 - Quiz

Hoe vraag je in het Spaans:
'Hoe gaat het met je?'
1.01
A
¿Qué tal?
B
¿Cómo estás?
C
¿Cómo te llamas?
D
¿Cómo eres?

Slide 20 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
'Ik ben ....?'
1.01
A
Soy...
B
Me llamo ...
C
Bien
D
Gracias

Slide 21 - Quiz

Clase de 10/11
- ¿Qué vamos a hacer?
El verbo SER
El verbo TENER

Slide 22 - Slide

Ser (zijn) gebruik je...
Om jezelf voor te stellen
- Soy Juan/Patricia/Pedro/etc.
Om te zeggen wat voor beroep je beoefent
- Soy profesora de español
Om te zeggen waar je vandaan komt
- Soy de Holanda
- Soy de Assen

Slide 23 - Slide

Verbo (werkwoord) 'ser' (zijn) 
ik ben                                  yo soy               
jij bent                                tú eres
hij/zij is                              él/ella es
U bent                                Usted es
Wij zijn                               nosotros somos
Jullie zijn                          vosotros sois
Zij zijn/u bent                 ellos/ellas/Ustedes son


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Link

Sleep de vormen van SER naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 27 - Drag question

¡Bienvenidos!
Hoy vamos a hacer:

- El verbo SER (herhaling)
- El verbo TENER

Slide 28 - Slide

Ser = zijn
Yo 
Soy
Ik ben
Eres
Jij bent
Él/ella/usted
Es
Hij/zij/u bent
Nosotros
Somos
Wij zijn
Vosotros
Sois
Jullie zijn
Ellos/ellas
Son
Zij zijn (mv)

Slide 29 - Slide

Sleep de vormen van SER naar de juiste plek.
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas
eres
somos
es
soy
son
sois

Slide 30 - Drag question

Verbo (werkwoord) -> Tener 
Tener = hebben
ik heb                                                      yo tengo
jij hebt                                                     tú tienes
zij/hij/u heeft                                       él/ella/Ud tiene
wij hebben                                            nosotros tenemos
jullie hebben                                        vosotros tenéis
zij (mv) hebben U (mv) heeft        ellos/ellas/Uds tienen

Slide 31 - Slide

Tener = hebben
Yo
Tengo
Ik heb
Tienes
Jij hebt
Él/ella/usted
Tiene
Hij/zij/u heeft
Nosotros
Tenemos
Wij hebben
Vosotros
Tenéis
Jullie hebben
Ellos/ellas
Tienen
Zij hebben (mv)

Slide 32 - Slide

Tener (hebben) gebruik je...
Om te zeggen dat iets van iemand is:
- Tengo un perro
Om te zeggen hoe oud je bent:
- Tengo ocho años

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Tom (él) ________ 17 años
A
tenemos
B
tengo
C
tiene
D
tienen

Slide 35 - Quiz

Los estudiantes (ellos) _________ clase de español
A
tenemos
B
tienen
C
tenéis
D
tengo

Slide 36 - Quiz

Mi amiga (ella) ________dos hermanas
A
tienen
B
tenéis
C
tengo
D
tiene

Slide 37 - Quiz

Valencia (él/ella) _________una playa bonita
A
tiene
B
tenemos
C
tengo
D
tienen

Slide 38 - Quiz

Yo ___________muchos amigos
A
tiene
B
tienes
C
tenemos
D
tengo

Slide 39 - Quiz

Juan y yo _________un perro
A
tienen
B
tenéis
C
tenemos
D
tienen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Slide 43 - Link

Deberes (huiswerk):
Quizlet:
Set 1: SER
Set 2: TENER

Morgen overhoren!




Slide 44 - Slide

Por favor:
Zouden jullie deze korte enquête voor mij in willen vullen?
¡¡Muchas gracias!!



Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide