- Strofen: couplet
- Versregel: één regel van een couplet
- Opmaak: hoe ziet je gedicht eruit
- Passend lettertype: je kiest een lettertype dat bij jouw gedicht past
- Rijmschema: elk gedicht heeft een rijmschema, je mag zelf kiezen welk schema jij kiest.
- Theorie: gebruik voor het gedicht de theorie uit het boekje en de informatie uit het boek dat je op dit moment leest.
- Stijlfiguren: opsomming, herhaling, tegenstelling, overdrijving, personificatie.
- Beeldspraak: letterlijk - figuurlijk taalgebruik, vergelijkingen
- Analyse van een gedicht: je geeft aan wat het rijmschema is, waar de stijlfiguren en de beeldspraak zitten, wat de inhoud van je gedicht is etc.