Formuleren H5

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Klas 1 - Formuleren H5

Je leert over trappen van vergelijking en als en dan.

Deze les

lezen uit je leesboek + iets vertellen over je leesboek

Herhaling vorige les Formuleren

Uitleg nieuwe les

Huiswerk maken

Stillezen

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Hoe weet je wanneer een woord mannelijk of vrouwelijk is als je wilt weten of je zijn of haar wilt gebruiken?

1. Dat kun je lang niet altijd weten. Gebruik een woordenboek.
2. Dat hoef je niet te weten, bij de-woorden is beide goed.

Waarom gebruik je haar en niet hun in:
Die familie heeft haar land al verkocht.

1. Omdat er veel vrouwen in de familie zitten.
2. Omdat familie een vrouwelijk woord is.

Formuleren H5 - trappen van vergelijking 

Trappen van vergelijking

Bijvoeglijke naamwoorden hebben drie trappen van vergelijking:

de stellende trap: klein

de vergrotende trap: kleiner (+en)

de overtreffende trap: kleinst (+st)

En achter woorden die eindigen op st, gebruik je meest, zoals in enthousiast --> meest enthousiast

trappen van vergelijking 

Er zijn uitzonderingen

Bekijk de video van de volgende dia. Daarna krijg je er vragen over.

Zijn twee dingen gelijk, dan zeg je...

1. als
2. dan

Zijn ze verschillend, dan gebruik je...

1. als
2. dan

Als is even groot als alles. Dan is groter dan...

1. niks
2. een man
3. als
4. dan

Wanneer komt er als te staat als dingen niet gelijk zijn aan elkaar?

1. dat is nooit het geval
2. bij de overtreffende trap
3. dat is als er zo staat in de zin
4. bij de stellende trap

Wat hoort er op de puntjes te staan?
Ik ben 2x zo groot .... jij.

1. als
2. dan

Wat hoort er op de puntjes te staan?
Ik ben groter .... jij.

1. als
2. dan

Let op! 

Ik ben groter dan jij en NIET:

Ik ben groter dan jou.

Waarom?

Het is: Ik ben groter dan jij (bent).

En dus ook: Jij bent kleiner dan ik (ben).

Wat is goed? Kies twee antwoorden.

1. Jos kan beter spellen dan ik.
2. Mijn moeder heeft meer oorbellen dan mij.
3. Ik ben nog lang niet zo verlegen als zij.
4. De man is dikker dan hem.

Waarom zijn B en D fout?

Mijn moeder heeft meer oorbellen dan ik (heb). en niet: dan mij heb

De man is dikker dan hij (is). en niet: dan hem is

Huiswerk van deze les

Formuleren H5

Openstaande opdrachten opnieuw maken.

16.00 laatste check! Niet af? Melding in Magister en bij je mentor.