Leestekens 2a

Nederlands
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning

10 minuten lezen
Uitleg leestekens
Maken opdrachten

Doel
Je weet hoe je welke leestekens er zijn.
Je weet hoe je leestekens moet toepassen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wanneer ook alweer hoofdletters?
deze zin is goed geschreven de volgende zin niet

met pasen gaan we altijd een paasbrunch doen

Met Pasen gaan we altijd een paasbrunch doen.

Slide 5 - Slide

Deze zin is goed geschreven. De volgende zin niet
Met Pasen gaan we altijd een paasbrunch doen.
Hoofdletters en leestekens


Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen (ook merknamen) schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Een aardrijkskundige naam schrijven we met een hoofdletter, dit geldt voor steden, landen, streken, talen/dialecten, continenten, maar ook bergen, rivieren, woestijnen en hemellichamen
  • Afko's (Afkortingen) niet, maar afgekorte (merk)namen wel. ANWB/BMW wel, vmbo/havo/dvd niet.

  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Feestdagen zelf schrijf je met een hoofdletter:
  • Kerstmis
  • Pasen
  • Nieuwjaar
  • Suikerfeest
  • Koningsdag
  • Bevrijdingsdag
  • Suukerbietnfeest
Alle woorden die van deze feestdagen zijn afgeleid, krijgen géén hoofdletter:
  • kerstvakantie
  • paaseieren
  • nieuwjaarsreceptie
  • sinterklaasavond


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leestekens
Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken:
- een punt komt na een gewone zin: Deejays treden vaak op onder een artiestennaam.
- een vraagteken zet je na een vraag: Wat is de artiestennaam van Martijn Garritsen?
- met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is niet te geloven!


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Komma's
Een komma gebruik je onder meer:
- tussen twee persoonsvormen: Als je Eva ziet, doe haar dan de groeten.
- voor voegwoorden als als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, zodat, zodra: In de winter staat de oldtimer binnen, zodat hij niet gaat roesten.

Na het woordje en gebruik je geen komma.

Hij gaat met Maria en Johanna en Pieter naar de Efteling en dan gaan ze daarna een ijsje eten.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Corrigeer deze zinnen
hoewel hij ziek is gaat hij toch naar school
als lieke naar huis loopt praat zij de hele tijd
pak je boek
hij gaat niet slapen ondanks hij moe is
mag ik nog even een boekje lezen
de zon scheen toen ik naar huis fietste
je mocht nog geen snoepje pakken


timer
5:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
Hoewel hij ziek is, gaat hij toch naar school.
Als lieke naar huis loopt, praat zij de hele tijd.
Pak je boek!
Hij gaat niet slapen, ondanks dat hij moe is.
Mag ik nog even een boekje lezen?
De zon scheen, toen in naar huis fietste.
Je mocht nog geen snoepje pakken!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijfopdracht
1. Bedenk waar je het liefst over droomt.

2. Schrijf een verhaal van je favoriete droom op.
Probeer ongeveer een 15 zinnen te schrijven.

Let op je spelling en op leestekens.

Volgende les lever je het in.



timer
10:00

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Schrijfopdracht
Maak een opzet voor je verhaal.

Je gaat een verhaal vertellen waar je over (wilt) dromen.
Bedenk alvast een hoofdpersonage en wat andere personen.
Bedenk ook waar het verhaal zich afspeelt.
Minimaal 150 woorden, dit zijn ongeveer 10 regels van 15 woorden.





Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Doelen deze les

Je weet welke leestekens er zijn.

Je weet hoe je leestekens moet toepassen.
Afsluiting
Zijn er nog vragen?

Schrijfopdracht.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions