What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Klare taal 1
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Letter, woord, zin, cijfer, getal
i = letter
I = hoofdletter
ik = woord
Ik eet een appel. = zin
1 = cijfer
11 = getal
Slide 2 - Slide
brood
A
letter
B
hoofdletter
C
woord
D
getal
Slide 3 - Quiz
6
A
letter
B
hoofdletter
C
cijfer
D
getal
Slide 4 - Quiz
B
A
letter
B
hoofdletter
C
woord
D
getal
Slide 5 - Quiz
Ik heb honger.
A
letter
B
hoofdletter
C
woord
D
zin
Slide 6 - Quiz
67
A
letter
B
hoofdletter
C
cijfer
D
getal
Slide 7 - Quiz
e
A
letter
B
hoofdletter
C
woord
D
getal
Slide 8 - Quiz
Igor
A
letter
B
hoofdletter
C
woord
D
getal
Slide 9 - Quiz
Hoeveel letters heeft dit woord?
komkommer
A
6
B
7
C
8
D
9
Slide 10 - Quiz
Hoeveel letters heeft dit woord?
hippopotomonstrosesquippedaliofobie
A
25
B
30
C
35
D
40
Slide 11 - Quiz
Hoeveel woorden heeft deze zin?
Ahmet eet een appel in de klas.
A
6
B
12
C
18
D
24
Slide 12 - Quiz
Hoeveel cijfers heeft dit getal?
10.789.097,098
A
9
B
10
C
11
D
12
Slide 13 - Quiz
Zinnen
1 Onderwerp
(wie/wat)
Anas
eet een banaan
.
De docent
staat in de klas.
2 Werkwoord
(doe-woorden)
Rojvan
drinkt
geen cola.
De stoel
staat
in het lokaal
Slide 14 - Slide
Justin met een pen schrijft.
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quiz
Zit op de stoel Hazar.
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quiz
De pizza ligt op de tafel.
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
De jongen loopt naar huis.
______ loopt.
A
hij
B
zij
C
wij
D
jullie
Slide 18 - Quiz
De jongens lopen naar school.
_____ lopen.
A
hij
B
zij
C
wij
D
jullie
Slide 19 - Quiz
De vrouw schilt een appel.
_____ schilt.
A
hij
B
zij
C
wij
D
jullie
Slide 20 - Quiz
Evangelina en ik vinden patat lekker.
_____ vinden patat lekker.
A
hij
B
zij
C
wij
D
jullie
Slide 21 - Quiz
Let op:
jij = je:
Jij
loopt naar de school.
Je
loopt naar de school.
wij = we:
Wij
hebben een fiets.
We
hebben een fiets.
de = hij:
De
pen ligt op de tafel.
Hij
ligt op tafel.
het = het:
Het
huis is klein.
Het
is klein
Slide 22 - Slide
De pen ligt op de tafel.
_____ ligt op de tafel
A
hij
B
zij/ze
C
wij /we
D
jullie
Slide 23 - Quiz
De druiven liggen in de koelkast.
______ liggen.
A
de
B
het
C
hij
D
ze
Slide 24 - Quiz
De baby drinkt melk.
A
de
B
het
C
hij
D
ze
Slide 25 - Quiz
Het meisje heeft honger.
____ heeft honger
A
de
B
het
C
hij
D
ze
Slide 26 - Quiz
De jongens drinken veel cola.
______ drinken veel cola.
A
de
B
het
C
hij
D
ze
Slide 27 - Quiz
Nu jij
Klare taal
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Goed of fout
November 2023
- Lesson with
22 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 2
Goed of fout
November 2020
- Lesson with
26 slides
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Eten en Drinken
October 2024
- Lesson with
26 slides
nt2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
15-5 Eten en Drinken
May 2023
- Lesson with
26 slides
nt2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
1b. Voedingsmiddelen en voedingsstoffen (2)
September 2018
- Lesson with
26 slides
Biologie
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 2
Dag 2 - Thema Eten
10 days ago
- Lesson with
24 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
eenvoudige basisgrammatica les 3
October 2024
- Lesson with
36 slides
NT2
ISK
Zorgproces
October 2023
- Lesson with
22 slides
Zorg en Welzijn
MBO
Studiejaar 2