20220914 VEZO322AK niveau 3 leerjaar 1 Lezen (1v4)

Nederlands
14-09-2022
VEZO321AK
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
14-09-2022
VEZO321AK

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Opbouw van de tekst 
  • Tekstverbanden

Slide 2 - Slide

De opbouw van een tekst

Slide 3 - Slide

timer
0:30

Slide 4 - Slide

Waar denk je aan bij
'de opbouw van een tekst'?

Slide 5 - Mind map

Opbouw van een tekst
Een tekst is opgebouwd in drie verschillende onderdelen:
- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 6 - Slide

De inleiding
  • Aandacht trekken van het publiek;
  • Het publiek motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren;
  • Informatie geven over wat komen gaat.

!! Meestal één alinea 
!! Titel hoort NIET bij de inleiding

Slide 7 - Slide

De kern
  • Grootste gedeelte van de tekst
  • Meerdere alinea's
  • Deelonderwerpen

WWWWWH-vragen

Slide 8 - Slide

Volgorde deelonderwerpen
Afhankelijk van de structuur:
  • Vroeger - nu (tijd);
  • Stelling - argumenten - weerleggen tegenargumenten (argumentatie);
  • oorzaak - gevolg.

Slide 9 - Slide

Het slot
  • De tekst wordt samengevat
  • Het belangrijkste wordt herhaald


In het slot komt géén nieuwe informatie!

Slide 10 - Slide

Zelfwerktijd

Slide 11 - Slide

14-09: Zelfwerktijd


  • MOTILE: Onderwerp en hoofdgedachte + indeling van een tekst

  • https://leren.motile.nl/ of via Cumlaude en de knop naar de mbowebshop.nl

  • Heb je de licentie nog niet aangeschaft: https://toegang.org/8720572964808 

timer
45:00

Slide 12 - Slide

Tekstverbanden
De bouwstenen van een tekst worden door tekstverbanden aan elkaar verbonden. De schrijver gebruikt hiervoor signaalwoorden.

Vraag: waarom is het handig om tekstverbanden te herkennen?

Slide 13 - Slide

Belangrijke tekstverbanden
Er zijn nog meer tekstverbanden. Dit zijn een aantal belangrijke.
  1. opsomming
  2. volgorde van tijd
  3. tegenstelling
  4. voorbeeld
  5. oorzaak - gevolg
  6. voorwaarde

Slide 14 - Slide

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoord
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s



Slide 15 - Slide

opsomming

Een voetbalteam bestaat uit: een keeper, verdedigers, middenvelders, aanvallers, een coach, wisselspelers en een verzorger.


Signaalwoorden:

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.

Maar ook: dubbele punt (:); liggende streepjes (-); getallen (1,2,3); dots.

Slide 16 - Slide

volgorde van tijd 
Mijn zoon had dit weekend eerst een voetbalwedstrijd. Daarna had hij een verjaardagsfeestje en vervolgens mocht hij bij een vriend logeren.

Signaalwoorden:
eerst, daarna, vervolgens, vroeger, nu, toen

Slide 17 - Slide

tegenstelling

Vanmorgen moest ik vroeg opstaan, maar morgen kan ik uitslapen.


 Signaalwoorden:

tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant...aan de andere kant.

Slide 18 - Slide

voorbeeld

Je kunt veel verschillende soorten sporten noemen. Denk bijvoorbeeld aan wintersport.


Signaalwoorden:

bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.

Slide 19 - Slide

oorzaak-gevolg
Morgen gaan we schaatsen, want het heeft gevroren.

Signaalwoorden:
doordat, omdat, want, waardoor, daarom

Slide 20 - Slide

voorwaarde
Je mag vanavond gamen, mits je je huiswerk af hebt.

Signaalwoorden:
als ......dan, tenzij, mits (=op voorwaarde dat)

Slide 21 - Slide

Theorie signaalwoorden

Slide 22 - Slide

Terugblik
  • Opbouw van de tekst
  • Tekstverbanden

Slide 23 - Slide