T2B2

Criminaliteit
1 / 18
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Criminaliteit

Slide 1 - Slide

Doel van de les

  • Planning komende weken, hoe gaan we te werk?
  • waar ging H1 ook al weer over?
  • opdrachten H1
  • start H2

 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

materiële schade?

Slide 4 - Mind map

immateriële schade?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

💰 Materiële schade
Dit is schade aan dingen die je kunt aanraken of die geld kosten.
Voorbeelden:
Je telefoon valt en het scherm breekt.
Je fiets raakt kapot bij een ongeluk.
Je moet naar de dokter en dat kost geld.
💡 Immateriële schade
Dit is schade aan gevoelens of je mentale gezondheid.
Voorbeelden:
Je bent bang om weer te fietsen na een ongeluk.
Je hebt veel verdriet na een nare gebeurtenis.
Je voelt je ongelukkig omdat iemand iets vervelends over je heeft gezegd.
⚖️ Kort samengevat:
Materiële schade = kapotte spullen of kosten.
Immateriële schade = pijn, verdriet of angst.
💰 Materiële schade
Dit is schade aan dingen die je kunt aanraken of die geld kosten.
Voorbeelden:
Je telefoon valt en het scherm breekt.
Je fiets raakt kapot bij een ongeluk.
Je moet naar de dokter en dat kost geld.

💡 Immateriële schade
Dit is schade aan gevoelens of je mentale gezondheid.
Voorbeelden:
Je bent bang om weer te fietsen na een ongeluk.
Je hebt veel verdriet na een nare gebeurtenis.
Je voelt je ongelukkig omdat iemand iets vervelends over je heeft gezegd.

⚖️ Kort samengevat:
Materiële schade = kapotte spullen of kosten.
Immateriële schade = pijn, verdriet of angst.

Slide 7 - Slide

Wat is een voorbeeld van materiële schade?

A
Verdriet na een ruzie
B
Een kapotte laptop na een val
C
Angst om weer te fietsen na een ongeluk
D
Stress voor een toets

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar:
"Immateriële schade heeft te maken met gevoelens en emoties, terwijl materiële schade over kapotte spullen of geld gaat."
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Een misdrijf

Slide 10 - Mind map

Een overtreding

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Welke van de onderstaande voorbeelden is een misdrijf?


A
Door rood licht fietsen
B
Iets stelen uit een winkel
C
Te hard rijden op de fiets
D
Parkeren op een plek waar dat niet mag

Slide 13 - Quiz

"Iemand die een overtreding begaat, krijgt altijd een gevangenisstraf."
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

2. Redenen voor criminaliteit
2. Redenen voor criminaliteit

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide