Deze leestraining biedt ondersteuning bij het ontwikkelen van de woordenschat en lezen op microniveau: het begrijpen van de tekst op woord- en zinsniveau.
In het volgsysteem van SCORE ziet u of leerlingen hiermee moeite hebben.
U kunt deze training verdeeld over meerdere lessen geven.
Inhoud
1. Het alfabet
2. Een woordenboek gebruiken
3. Woorden opzoeken op internet
4. Woordbetekenis raden
5. De betekenis van een uitdrukking vinden
Items in this lesson
Miniles
Woordenboekgebruik
Slide 1 - Slide
1 Het alfabet
Slide 2 - Slide
Typ het alfabet (zonder spaties of hoofdletters)
Slide 3 - Open question
Welke letters staan in alfabetische volgorde?
A
H P N
B
O Q U
C
M G V
D
D K J
Slide 4 - Quiz
Wat zijn na K de drie volgende letters in het alfabet?
A
H- I -J
B
L-M-O
C
P-Q-S
D
L-M-N
Slide 5 - Quiz
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
boek, krant ,tijdschrift
B
tijdschrift, boek, krant
C
boek, tijdschrift, krant
D
krant, boek, tijdschrift
Slide 6 - Quiz
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
pizza - pannenkoek - patat
B
pannenkoek - pizza - patat
C
pannenkoek - patat -pizza
D
patat - pannenkoek - pizza
Slide 7 - Quiz
Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
eetcafé - eettafel -eetkamer
B
eetkamer - eettafel - eetcafé
C
eettafel - eetkamer - eetcafé
D
eetcafé- eetkamer - eettafel
Slide 8 - Quiz
2 Het woordenboek en het alfabet
Slide 9 - Slide
Waar heb jij weleens een woordenboek voor gebruikt?
Slide 10 - Open question
Welke informatie kun je NIET vinden in het woordenboek?
A
betekenis van woorden en afkortingen
B
spelling, lidwoorden en meervouden
C
betekenis van spreekwoorden en gezegden
D
betekenis van veel samenstellingen
Slide 11 - Quiz
Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
controle
xylofoon
moeiteloos
Slide 12 - Drag question
Bovenaan een bladzijde uit het woordenboek staan twee woorden. Welke uitspraak hierover is waar?
A
Dit zijn de eerste twee woorden op die bladzijde.
B
Dit zijn het eerste en het laatste woord op die pagina.
C
Dat zijn de moeilijkste woorden op die pagina.
D
Deze woorden geven het onderwerp van die pagina aan.
Slide 13 - Quiz
Je wilt het woord spectaculair opzoeken. Op welke pagina vind je dat?
A
op de pagina met soep en stoel
B
op de pagina met spelen en suiker
C
op de pagina met spatbord en speelschuld
speciaal en
D
op de pagina met spierpijn en spin
Slide 14 - Quiz
Het opzoeken van woorden in een woordenboek vind ik ...