,

DEF@ctO | les 02 | VO2 | deel 1 | lezen | informatieve tekst

VO2
les 1 deel 1
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsLezen+1Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Introduction

Deel 1: lezen Doel: Ik kan een informatieve tekst lezen, begrijpen en erover praten.

Instructions

Aanbod/Instructie:

In deze les lezen de leerlingen een korte informatieve tekst over Nederland.

Weetje: In de tekst staat dat er in Nederland ‘(bijna) geen bergen’ zijn, maar er zijn in Nederland wel degelijk enkele heuvels die ‘berg’ genoemd worden, zoals de Sint Pietersberg en de Lochemse Berg. Het hoogste punt van Nederland is de top van de Vaalserberg, op 322,7 meter boven zeeniveau. Hier bevindt zich het zgn. Drielandenpunt, waar Nederland aan België en Duitsland grenst.

We starten met het herhalen van de provincies.
Daarna lezen we een tekst over Nederland en beantwoorden vragen.

De leerlingen leren uitdrukkingen met ‘hoofd’. Ze oefenen hiermee ook in NUMO.


Instructions

Items in this lesson

VO2
les 1 deel 1

Slide 1 - Slide

Bezoek ook eens onze website:
Les 2 deel 1
 lezen
Doel: Ik kan een informatieve tekst lezen en begrijpen. 
Ik ken een aantal uitdrukkingen met 'hoofd'.
provincies van Nederland

Slide 3 - Mind map

hoeveel namen kennen de leerlingen nog van de provincies? Komen ze samen tot alle twaalf de namen?
Op de volgende dia zijn de namen te zien.
Dit zijn de provincies van Nederland

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

We lezen de tekst
(klik op de tekst om te vergroten)

Slide 5 - Slide

hardop lezen - klassikaal of in tweetallen 
 Nederland
Beantwoord de vragen op de volgende dia.

Slide 6 - Slide

werkvorm: draai en praat
2-tallen - geef 3 minuten - na 1,5 minuut van rol wisselen

Bron afbeelding:
1 Hoe komt Nederland aan zijn naam?
2 Welke stad is de hoofdstad van Nederland?
3 Welke land ligt ten westen van Nederland?
4 Waar wonen de meeste mensen en waar is het minder dichtbevolkt?
5 Wat is veeteelt? Omschrijf het woord in het Nederlands.
6 Welke namen van andere rivieren in Nederland dan Rijn, Maas en Waal ken je?
7 Welke andere Nederlandse woorden ken je voor waterwegen naast rivier?
8 In welke provincies ben je al geweest?
9 In welke grote Nederlandse steden ben je wel eens geweest?
10 Wat heb je in die steden gedaan?
11 Welke stad in Nederland vind je het leukst? Waarom?


Slide 7 - Slide

werkvorm: draai en praat
tweetallen - vragen beantwoorden - daarna samen bespreken
Variatie: allemaal voor zich antwoorden noteren - klassikaal met beurtstokjes beantwoorden

1 ‘Neder’ betekent beneden of laag en het land ligt onder de zeespiegel.
2 Amsterdam,  3 Engeland, Ierland
en Schotland (Noordzee), 4 De meeste mensen wonen in het westen. Het is minder dicht bevolkt in de andere regio’s. 5 veeteelt = het fokken van dieren zoals koeien en varkens op boerderijen (voor bijvoorbeeld consumptie of productie), 6 Bijvoorbeeld: de Schelde, de Lek, de Ijssel, de Westerschelde, de Zaan, de Amstel, de Aa 7 kanaal, sloot, gracht, stroom, vaart




Waarom heet Nederland Nederland?
A
Het land ligt laag.
B
Het land ligt aan zee.

Slide 8 - Quiz

Antwoord: Het land ligt laag.



De regeringsstad van Nederland is .....
A
Amsterdam
B
Den Haag

Slide 9 - Quiz

Antwoord: Den Haag



De hoofdstad van Nederland is .....
A
Amsterdam
B
Den Haag

Slide 10 - Quiz

Antwoord: Amsterdam



Waar ligt de Randstad?
A
in het westen van Nederland
B
in het oosten van Nederland

Slide 11 - Quiz

Antwoord: in het westen van Nederland



Waar wonen minder mensen?
A
in het noorden en het oosten
B
in het zuiden en het westen

Slide 12 - Quiz

Antwoord: in het noorden en het oosten 
Kan jij de woorden op de juiste plaats invullen?

Slide 13 - Slide


Hoeveel woorden had je gevonden?
015

Slide 14 - Poll

bespreek de woorden
iets uit je hoofd leren
Schrijf de pincode van je bankpas niet op, maar leer hem uit je hoofd.

het hoofd boven water houden
Hij verdient erg weinig geld en de huur van zijn huis is erg hoog.
Hij kan het hoofd bijna niet boven water houden.

iets over het hoofd zien
Ze heeft vergeten om haar paraplu mee te nemen.
Ze had hem klaargezet, maar ze heeft hem over het hoofd gezien.

Uitdrukkingen .................... hoofd

Slide 15 - Slide

Lees samen de uitdrukkingen met 'hoofd'. 



Die mensen hebben tien kinderen en zijn allebei werkloos. Ze kunnen ...
A
uit je hoofd geleerd
B
het hoofd bijna niet boven water houden
C
over het hoofd gezien

Slide 16 - Quiz

Antwoord: B - het hoofd bijna niet boven water houden



Ik heb mijn sportschoenen in de sportschool laten liggen.
Tussen al die kleren in de kleedkamer heb ik ze ...
A
uit je hoofd geleerd
B
het hoofd bijna niet boven water houden
C
over het hoofd gezien

Slide 17 - Quiz

Antwoord: C - over het hoofd gezien



Heb je de woorden van de leestekst al ...... ?
Volgende les krijgen we een woordentoets.
A
uit je hoofd geleerd
B
het hoofd bijna niet boven water houden
C
over het hoofd gezien

Slide 18 - Quiz

Antwoord: A - uit je hoofd geleerd
... En dit is echt zo!
Kan jij de woorden bij de omschrijvingen vinden?

Slide 19 - Slide

Omschrijvingen - Wordwall:

Hoeveel woorden had je gevonden?
012

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Maak de weektaak 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Meer oefenen en herhalen?
Bestel hier 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tot de volgende keer
bronnen:
naar: ‘Vlot Nederlands’ - F. van der Maden (Edutekst 2018/2019)



Slide 24 - Slide

Bezoek onze website:
https://www.defact-o.nl/