Uitleg Examen Spreken 2F

Presenteren.... kun je leren!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Presenteren.... kun je leren!

Slide 1 - Slide

Zoek de verschillen....
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van personen die presenteren. Wat zijn verschillen tussen deze twee presentaties? 

Schrijf drie verschillen op.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Welke verschillen kun je noemen?

Slide 5 - Mind map

Wat zijn valkuilen bij presenteren?

Slide 6 - Open question

Een goede presentatie heeft een goede voorbereiding nodig. Hoe bereid jij je voor?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

De cijferbepaling
- Heb je aan alle punten voldaan, dan heb je een zes. Dit is je basiscijfer.
- Met excellentiepunten  kun je het basiscijfer verhogen.
- Heb je niet aan alle punten voldaan dan heb je een onvoldoende.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Veelgemaakte 'fouten'
1. Te snel praten of te veel vertellen: dan kom je niet uit qua tijd. 
2. Lappen tekst in dia's of te weinig informatie in dia, waardoor ik niet weet bij welke punt we zijn.
3. Tekst uit het hoofd leren. Ik zie soms dat studenten een tekst uit het hoofd leren en dan soms een deel vergeten. Dan raken ze de kluts kwijt. Je moet weten wat je wilt vertellen, maar je moet het niet woord voor woord uit je hoofd willen leren. Je weet immers wel wat je wilt vertellen.
4. Slecht gekozen stelling of onduidelijke onderbouwing. Je moet voor OF tegen zijn en niet twijfelen.
5. Afluiten met: "Dit was het" of "Kom ik uit qua tijd?". 


Slide 21 - Slide

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (COE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
50%
+
: 2

Slide 22 - Slide

De opbouw van een presentatie

Slide 23 - Slide

De inleiding

  • Stel jezelf voor.
  • Maak het publiek nieuwsgierig; introduceer het onderwerp.
 (bij mondeling examen: benoem eventueel je spreekdoelen*)
  • Vertel zo nodig hoe je presentatie is opgebouwd.
  • Maak duidelijk wanneer het publiek vragen kan stellen.

BEGIN NIET MET HET  VOORLEZEN VAN JOUW DIA'S!

Slide 24 - Slide

Het middenstuk
  • Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
(gebruik dezelfde volgorde die je hebt benoemd in de inleiding)
  • Leg duidelijk verbanden tussen de deelonderwerpen: gebruik actief signaalwoorden als eerst, daarna en vervolgens.
    Versterk jouw structuur ook via andere signaalwoorden, zoals omdat, daarom, toch, maar, bijvoorbeeld, etc. (blz. 251).

Slide 25 - Slide

Slot
  • Geef een korte samenvatting of conclusie.
  • Sluit je presentatie af met een opvallende uitspraak of bijvoorbeeld een tip.
  • Vraag of er nog vragen zijn.
  • Bedank het publiek voor de aandacht.

Slide 26 - Slide

Kop (inleiding)
  • Aandacht publiek trekken (citaat, anekdote, actualiteit)
  • Introductie van jezelf
  • Geef aan waar je presentatie over gaat
  • Noem je gekozen stelling

Slide 27 - Slide

Romp (middenstuk)
  • Leg uit waarom je deze stelling gekozen hebt
  • Geef je standpunt (voor of tegen de stelling)
  • Niveau 2 en 3 (2F) EN Niveau 4 (3F) Minimaal 2 argumenten voor je standpunt + onderbouwing + voorbeeld
  • Niv. 4 (3F): Minimaal 2 argumenten tegen de stelling. Weerleg deze met tegenargumenten
  • Geef een advies of verwachting voor de toekomst 

Slide 28 - Slide

Spreekschema
Inleiding
Opening: actualiteit, anekdote, citaat
Introductie
Stelling noemen
Middenstuk
Argument voor
Argument voor
Argument tegen + weerlegging
Argument tegen + weerlegging

Slot
Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
Conclusie/samenvatting
Uitsmijter

Slide 29 - Slide