4B H2 Woordenschat

4 basis
- boek en pen op tafel
- - iPad op tafel




H2 Woordenschat
bladzijde 70





1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4 basis
- boek en pen op tafel
- - iPad op tafel




H2 Woordenschat
bladzijde 70





Slide 1 - Slide

Planning
- herhaling woordraadstrategieën
- Uitdrukkingen
- opdrachten maken
- Afsluiten

Slide 2 - Slide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • deel van het woord

Slide 3 - Slide

Uitdrukkingen zijn figuurlijk

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Iets uit je duim zuigen
A
is een succes
B
is heel druk
C
is ouderwets
D
is verzonnen

Slide 6 - Quiz

is niet meer van deze tijd
A
is verzonnen
B
is ouderwets
C
is een succes
D
is heel druk

Slide 7 - Quiz

valt in de smaak
A
is heel druk
B
is een succes
C
is ouderwets
D
is verzonnen

Slide 8 - Quiz

het loopt storm
A
stopt ermee
B
is heel druk
C
mag doorgaan
D
is ouderwets

Slide 9 - Quiz

gooit het bijltje erbij neer
A
stopt ermee
B
is verzonnen
C
mag doorgaan
D
is heel druk

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Dat er een ambulance op school was, ging als een lopend vuurtje.
A
heel langzaam
B
heel snel

Slide 12 - Quiz

Ik weet waar de schoen wringt.
A
Ik weet wat het probleem is
B
Ik weet wat ik kan verwachten

Slide 13 - Quiz

Ik weet er wel een mouw aan te passen.
A
Ik weet er wel een oplossing voor
B
Ik weet precies hoe het in elkaar zit

Slide 14 - Quiz

Straks verdienen ze geen droog brood meer.
A
geen geld meer
B
veel geld verdienen

Slide 15 - Quiz

krijgt groen licht
A
is een succes
B
stopt ermee
C
mag doorgaan
D
is verzonnen

Slide 16 - Quiz

Wat?
H2 Woordenschat: opdracht 2 t/m 12 (blz. 72-75).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen. Overleg fluisterend.
Hulp
De theorie in de LessonUps en een woordenboek
Tijd
15 minuten.
Waarom?
Om je woordenschat uit te breiden. 
Aan de slag

Slide 17 - Slide

Opdracht 2
1 Iedereen was tevreden met het resultaat van het overleg: het clubhuis zou worden opgeknapt. 6
2 Ik zie duidelijk een overeenkomst tussen mijn vader en mijzelf. 3
3 Een consument kan zelf bepalen welke ziektekostenverzekering hij afsluit. 2
4 Als een product heel goedkoop is, is de kwaliteit vaak niet zo best. 1
5 De kwestie van het vuurwerkverbod wordt morgen besproken. 5
6 Het weer heeft invloed op mijn humeur: van zon word ik vrolijk, van regen chagrijnig. 4

Slide 18 - Slide

Opdracht 3
initiatief = voorstel om iets in te voeren of iets te gaan doen
overheid = bestuur van een land of gemeente
maatregel = regel die ervoor zorgt dat iets verandert of wordt opgelost.
effect = gevolg van iets
voorwaarde = iets wat moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren
toelichting = verdere uitleg, uitleg van wat je precies bedoelt
standpunt = wat je ergens van vindt, mening

Slide 19 - Slide

opdracht 4
de consument
iemand die goederen of diensten koopt
het effect
gevolg van iets
het initiatief
voorstel om iets in te voeren of iets te gaan doen
de invloed
iets wat zorgt voor een verandering
de kwaliteit
hoe goed of slecht iets is
de kwestie
probleem, moeilijk vraagstuk
de maatregel
regel die ervoor zorgt dat iets verandert of wordt opgelost
de overeenkomst
iets wat hetzelfde is
Opdracht 4

Slide 20 - Slide

opdracht 4
de overheid
bestuur van een land of gemeente 
het resultaat
uitkomst
het standpunt
wat je ergens van vindt, mening
de toelichting
verdere uitleg, uitleg van wat je precies bedoelt
de voorwaarde
iets wat moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren 

Slide 21 - Slide

Opdracht 7
  1. de voorwaarde
  2. de toelichting
  3. de kwaliteit
  4. het standpunt
  5. het resultaat

Slide 22 - Slide

Opdracht 8



  • emoties = gevoelens
EMOVERVOERTIPLAATJEESGEVAARGEBERICHTVOERUZIELENSRAAD

Slide 23 - Slide

Opdracht 9
  1. een zending is iets wat je verstuurt
  2. een opvatting is iets wat je vindt
  3. een talent is iets wat je goed kunt
  4. een bezitting is iets wat je hebt
  5. een bewering is iets wat je zegt
  6. een ervaring is iets wat je beleeft
  7. een experiment is iets wat je probeert
  8. een keuze is iets wat je kiest
  9. een product is iets wat je maakt


Slide 24 - Slide

Opdracht 10





  • De nieuwste telefoon van Pear is een succes. Het vorige model was ouderwets. Het gaat de uitvinders dan ook heel goed. Ze verdienen heel veel geld. De vraag is natuurlijk of dat zo blijft. De kopers zijn ook slim . Een nieuw product moet wel echt vernieuwend zijn, anders verdienen ze straks geen geld meer.
Tekst 3: Nieuwe Pear op de markt
De nieuwste telefoon van Pear valt in de smaak. Het vorige model was niet meer van deze tijd. Het gaat de uitvinders dan ook voor de wind. Ze verdienen geld als water. De vraag is natuurlijk of dat zo blijft. De kopers zijn ook niet van gisteren. Een nieuw product moet wel echt vernieuwend zijn, anders verdienen ze straks geen droog brood meer.

Slide 25 - Slide

Opdracht 11
Ik weet waar ik aan toe ben.
Ik weet wat ik kan verwachten.
Ik ben van alle markten thuis
Ik weet overal wat vanaf.
Ik weet hoe de vork in de steel zit.
Ik weet precies hoe het in elkaar zit.
Ik weet waar de schoen wringt.
Ik weet wat het probleem is.
Ik weet er wel een mouw aan te passen.
Ik weet er wel een oplossing voor.
Ik ben er niet van op de hoogte.
Ik weet er niks van.

Slide 26 - Slide

opdracht 12
1. De begintijd van de wedstrijd was veranderd. Ik kwam dus te laat want ik was er niet van op de hoogte.
2. Ik kan niet alleen goed tekenen, maar ik ben ook goed in sport en weet veel van geschiedenis. Ik ben van alle markten thuis.

Slide 27 - Slide