dinsdag 29 oktober

Dinsdag 29 oktober
  • zelfstandig werken B1 boek, uitleg A2 boek  
  • zelfstandig werken A2 boek, herhaling Thema 1, B1 boek 
  • mededelingen
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dinsdag 29 oktober
  • zelfstandig werken B1 boek, uitleg A2 boek  
  • zelfstandig werken A2 boek, herhaling Thema 1, B1 boek 
  • mededelingen

Slide 1 - Slide

Hoe was je herfstvakantie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Scheidbaar werkwoord


Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Herhalen van de theorie van scheidbare werkwoorden
  • Zinnen maken met scheidbare werkwoorden

Slide 4 - Slide

Het scheidbare werkwoord

Deze hond vindt het niet leuk dat we hem uitlachen!

uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 5 - Slide

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     aankomen    = aan          + komen
       nadenken   = na             + denken

Slide 6 - Slide

Is het werkwoord
scheidbaar

JA of NEE?

Slide 7 - Slide

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 8 - Mind map

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie/wat (onderwerp). Dan het werkwoord dat je  aanpast aan de wie/wat. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin:

Ik               maak        de keuken         schoon.
De trein  komt        om 10:00 uur   aan.
Wij            denken   eerst                    na

Slide 9 - Slide

Ik lach hem niet uit!

Wat is het onderwerp?
A
ik
B
hem

Slide 10 - Quiz

Ik lach hem niet uit!

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
lachen
B
uitlachen

Slide 11 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het onderwerp?
A
de keuken
B
ik

Slide 12 - Quiz

Ik maak de keuken schoon.

Wat is het scheidbare werkwoord?
A
schoonmaken
B
maken

Slide 13 - Quiz

Ik ga de straat oversteken.

Wat zijn de werkwoorden?
A
ik + ga
B
over + steken
C
ga + oversteken
D
ik + de straat

Slide 14 - Quiz

Ik ........ een briefje voor mijn moeder ..... (ophangen)

Slide 15 - Open question

Zij ....... haar vriend vanavond ......
(opbellen)

Slide 16 - Open question

Ik ....... mijn kinderen bij school ......
(ophalen)

Slide 17 - Open question

Pim ....... het lesje uit het boek ......
(overschrijven)

Slide 18 - Open question

Zij ....... hun vrienden voor morgen ......
(uitnodigen)

Slide 19 - Open question

Twee werkwoorden in de zin?
Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het eerste werkwoord pas je aan aan de wie/wat. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin. 

Hij  moet  de pannenkoeken  omdraaien.
Ik  kan  de spullen morgen  opsturen.
Het meisje mag  de weg  oversteken.

Slide 20 - Slide


De jongen - in bed
(moeten - overgeven)
Maak een goede zin met de zinsdelen
A
De jongen geeft moet over in bed.
B
De jongen geeft over moet in bed.
C
De jongen moet in bed overgeven.
D
De jongen moeten geven over in bed.

Slide 21 - Quiz


Hanna - de moeilijke som
(willen - uitleggen)
Maak een goede zin met de zinsdelen
A
Hanna wil uitleggen de moeilijke som
B
Hanna wil de moeilijke som uitleggen.
C
De moeilijke som uitleggen wil Hanna.
D
Hanna wil uitleggen de moeilijke som.

Slide 22 - Quiz


Het kind - de appel
(zullen - opeten)
Maak een goede zin met de zinsdelen.
A
Het kind zal de appel opeten.
B
Het kind de appel zal opeten.
C
Het kind zullen de appel opeten.
D
Het kind de appel zullen opeten.

Slide 23 - Quiz


Hanna - morgen - lekker
(mogen - uitslapen)
Maak een goede zin met de zinsdelen.
A
Hanna mag morgen lekker uitslapen.
B
Hanna mag uitslapen lekker morgen.
C
Hanna mogen morgen lekker uitslapen.
D
Hanna mag lekker uitslapen morgen.

Slide 24 - Quiz


De tram - om 1 uur
(zullen - terugkomen)
Maak een goede zin met de zinsdelen.
A
De tram zal terug om 1 uur komen.
B
De tram zullen terugkomen om 1 uur.
C
Terug zal de tram om 1 uur komen.
D
De tram zal om 1 uur terugkomen.

Slide 25 - Quiz

Dit was het lesdoel voor vandaag

Na deze les kunnen jullie zinnen maken met scheidbare werkwoorden.
Is dat gelukt?
We gaan het controleren met het 'rad van fortuin'!

Slide 26 - Slide

Maak zelf een zin met deze werkwoorden:

Slide 27 - Slide





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 28 - Slide

Herhaling thema 1
  • woordenschat (vaste woordcombinaties, woordenlijst)
  • grammatica (voltooide tijd + werkwoorden met een vast voorzetsel+ aan het.....hele werkwoord)

Slide 29 - Slide

Woordenschat
1. Vaste woordcombinaties
Bij welk werkwoord hoort jouw post-it?
2. Verstavaardigheid en spelling
Luister naar de docent en schrijf de zin op. Schrijf duidelijk!!!
3. Categoriseren       
Maak opdr. 2







timer
3:00

Slide 30 - Slide

Grammatica
Werkwoorden met een vast voorzetsel
Ga in de lessonup


Slide 31 - Slide

Felix maakt zich zorgen..... het gedrag van zijn zoon
A
in
B
over
C
aan
D
op

Slide 32 - Quiz

Yusuf heeft niet zo veel ervaring .......... computers.
A
aan
B
over
C
op
D
met

Slide 33 - Quiz

Ik heb een hekel ...... sporten.
A
aan
B
over
C
op
D
met

Slide 34 - Quiz

Ik vind het leuk ...... op bezoek te gaan bij mijn familie.
A
aan
B
over
C
om
D
met

Slide 35 - Quiz

Zijn oom is al jaren .... dienst bij hetzelfde bedrijf
A
aan
B
over
C
op
D
in

Slide 36 - Quiz

Stefan is gek ...... gamen.
A
aan
B
over
C
op
D
in

Slide 37 - Quiz

Grammatica
1. Voltooide tijd
Maak opdr. 3
2. aan het + hele werkwoord
Maak opdr. 4


timer
7:00

Slide 38 - Slide

Nakijken
Kijk het blad na van de persoon voor je.


Slide 39 - Slide

opdr. 1

Slide 40 - Slide

opdr. 2

Slide 41 - Slide

Opdr. 3

Slide 42 - Slide

Opdr. 4
1. De vrouw is aan het naaien.
2. De mensen zijn aan het sporten.
3. De man is aan het graven.
4. De vrouw is aan het timmeren. 

Slide 43 - Slide





Hard gewerkt!

Goed gedaan!

Slide 44 - Slide

Mededelingen
  • donderdag 16:00-17:00 informatie avond. 
  • Thema niet af? Iedereen donderdag starten nieuw thema, planning krijg je donderdag. In bufferweek thema af komen maken. 
  • Bufferweek: dinsdag-donderdag en vrijdagochtend inburgering. Woensdag en vrijdagmiddag LOB-gesprekken EN thema afmaken!

Slide 45 - Slide

oktober

Slide 46 - Slide