H3E Beeldspraak oefenen

Beeldspraak
"Vergelijken blijft de beste manier om iets uit te leggen wat een ander nog niet kent"
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldspraak
"Vergelijken blijft de beste manier om iets uit te leggen wat een ander nog niet kent"

Slide 1 - Slide

Vergelijking
We vergelijken twee zaken met elkaar. Een object en een beeld.

Zijn auto lijkt wel een wrak.
Haar hond leek wel een misvormde alien. 

Slide 2 - Slide

Vergelijking

In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. (object en beeld)



De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
Pieter is zo rood als een kreeft

Slide 3 - Slide

Vergelijking

1. Bennie werd zo rood als een biet toen hij de beurt kreeg.


Het object(o) en het beeld(b) worden met elkaar vergeleken.

Slide 4 - Slide

Soorten vergelijkingen
Vergelijking met als: Honger als een paard
Vergelijking zonder als: Dat meisje is een wijsneus
Vergelijking met van: een boom van een vent

Slide 5 - Slide

Metafoor
Er worden weer twee zaken met elkaar vergeleken. Maar: bij een metafoor wordt het object niet genoemd.

De nieuwe docent kwam aanrijden in zijn oude wrak.

Slide 6 - Slide

Personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een levend wezen. 

Stofdeeltjes dansten door de lucht.
Dit hoofdstuk bespreekt verschillende vormen van beeldspraak.

Slide 7 - Slide

Metonymie
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel. 
-Even de koppen tellen.
-Ik zou wel een Rembrandt willen hebben

Slide 8 - Slide

Zijn slechte humeur verdween als sneeuw voor de zon toen hij hoorde dat Astrid op het feestje zou komen.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 9 - Quiz

Hij vindt de Haagse politiek NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 10 - Quiz

Bij de ingang van de discotheek stond EEN KLEERKAST die iedereen fouilleerde.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 11 - Quiz

Dat muisje krijgt nog wel een staartje
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 12 - Quiz

Mijn broer zit de hele avond naar dat stomme kastje te kijken.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 13 - Quiz

'Je brief glimlachte me toe'
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 14 - Quiz

De laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 15 - Quiz

De hockeydames wonnen goud op de Spelen.
Dit is een...
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 16 - Quiz

Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 17 - Quiz

Na regen komt zonneschijn.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 18 - Quiz

Het leven is als een doos bonbons.

Dit is een
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 19 - Quiz

Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie

Slide 20 - Quiz

Spreekwoorden zijn altijd metaforen. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Moskou reageert fel op de kritieken.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 23 - Quiz

De toekomst lacht ons toe.

Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie

Slide 24 - Quiz