4 - Les 9 - De voordelen van lezen

6 - De voordelen van lezen
1 / 65
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 65 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

6 - De voordelen van lezen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Academische woordenschat 2
Maak de oefeningen om de eerste reeks academische woordenschat in te oefenen:
Nederlands 6BCW/6WW - oefeningen - Academische woordenschat 
  • Academische woordenschat 1
  • Academische woordenschat 1 - afgeleide vormen

Schrijf intussen een lijst met de woordenschat op een apart blad. Woorden opschrijven helpt je om ze te leren. 

timer
30:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Aya Sabi

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Een podcastaflevering beluisteren

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

14 december 2023 schrijft Aya Sabi haar laatste column. Waarom doet ze dit?

Slide 6 - Link

This item has no instructions

We beluisteren een podcastaflevering
Podcasts zijn een goede bron om informatie te vinden over allerlei onderwerpen. 
We beluisteren een aflevering uit de podcast "De 9 levens van Yassine"

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De 9 levens van Yassine - Aya Sabi
Aya Sabi is gestopt met columns schrijven en heeft haar eerste roman geschreven. Hier willen we meer over te weten komen.

Bestudeer de bron:
  • Is de bron betrouwbaar?
  • Ga je het antwoord hieruit kunnen halen?
  • Wat verwacht je te weten te komen in deze podcast?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Wat verwacht je te weten te komen in deze podcast?

Slide 10 - Mind map

Fictie
Wat is het doel van deze podcast?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
ontroeren

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

We beluisteren de aflevering
Neem een kladblad. Na het beluisteren van de  aflevering geef je een uitgebreid antwoord op de vragen: 

  1. Aya Sabi beweert dat ze "niets nieuws" schrijft met Half Leven, maar toch iets toevoegt aan de Nederlandse literatuur. Leg uit
  2. Welke personages komen voor in haar boek? Waarin verschillen de personages van elkaar?
  3. Wat bedoelt ze met "Ik ben een mooie naam om op een lijstje te zetten"?
  4. Waarom is Aya Sabi gestopt met columns schrijven?
  5. Waarom maakte ze de overstap naar fictie?
 luisterdoel

Slide 12 - Slide

02:03
1. Waarom durft Aya Sabi niet te beweren dat ze iets nieuws maakt met haar boek Half Leven?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

2. Welke personages komen voor in haar boek? Waarin verschillen de personages van elkaar?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

3. Wat bedoelt ze met "Ik ben een mooie naam om op een lijstje te zetten"?

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

4. Waarom is Aya Sabi gestopt met columns schrijven? (2 redenen)

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

5. Waarom maakte ze de overstap naar fictie?

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Open plek
Wanneer je een literaire tekst leest, vraag je jezelf snel af waar de tekst eigenlijk over gaat. Je krijgt al lezend informatie over de gebeurtenissen en de personages waar je verbanden tussen gaat leggen. Bij een literaire tekst krijg je die informatie – over personages, de ruimte, de tijd – meestal niet in een keer, de informatie is vaak ook niet meteen duidelijk. Een literaire tekst wordt dan gekenmerkt door zogenaamde ‘open plekken’.
 
Een open plek is een tekstgedeelte binnen een verhaal of roman die voor de lezer onduidelijk is en dat vragen oproept. Open plekken maakt de lezer actief. De lezer gaat zichzelf vragen stellen over de tekst en gaat op zoek naar passages waarmee hij de onduidelijkheden kan wegnemen. Hij zal proberen om de open plekken in te vullen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Opdracht tijdens leesuur:
Je bent aan het begin van je boek. Maak notities tijdens het lezen.
  • Welke "open plekken" kom je tegen? 
  • Welke vragen worden opgeroepen? 





  • Exit ticket: beantwoord de vraag in Google Classroom. 
Waarom doet het personage dit? 
Wat bedoelt de auteur hiermee? 
Wat is hier precies gebeurd? 
Welk geheim heeft dit personage?
Wat is de betekenis van deze ruimte? 
Welk conflict speelt er tussen deze personages? 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Opdracht na leesuur:
Lees tijdens de vakantie +/- 50 pagina's van je boek. Maak daarbij de volgende opdracht: 
  • Welke open plekken kom je tegen? 
  • Citeer de tekst
  • Motiveer waarom dit vragen bij jou oproept
  • Heb je intussen al een antwoord op je vraag?
  • Google Classroom: Literatuur

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Fragment uit Half Leven

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Interne dialoog
eigen materiaal

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Interne dialoog
Je krijgt het eerste hoofdstuk van het boek. 
De eerste stap is het lezen van het romanfragment en je tijdens het lezen bewust vragen te stellen. Deze vragen noteer je tijdens het lezen (bv. in de kantlijn van het fragment). Uit onderzoek blijkt immers dat goede lezers zich tijdens het lezen vragen stellen en op zoek gaan naar antwoorden of voorspellingen doen over wat volgt. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Interne dialoog
Lees het fragment. Welke vragen komen bij je op?
Schrijf minstens 3 vragen op.

Voorbeelden:
  • Wat bedoelt de auteur hiermee? 
  • Waarom doet of zegt het personage dat? 
  • Wat betekent dit woord precies?
  • Wat gebeurde toen?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Externe dialoog
Groepjes van drie:
Bespreek:
  • Welke vragen komen overeen?
  • Op welke vragen kan je antwoorden geven? 
  • Zijn er vragen waar je al een antwoord op vindt in de tekst? 
timer
5:00

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Literaire analyse: gelaagdheid 
spanningsboog 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Literaire analyse: open plekken
spanningsboog 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Ga op zoek naar drie open plekken in het boek dat je aan het lezen bent:
  • Citeer de tekst
  • Motiveer waarom dit vragen bij jou oproept

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Literair gesprek
Cultuur:



1. pg.75-92
pg.99-100
pg.139-143

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Richtvragen
Cultuurgebonden
  • Met welke cultuur of culturen krijg je te maken in het verhaal? Kan je je hierin inleven? Heb je geleerd over deze cultuur wat je nog niet wist? 
  • Op welke plaats en in welke tijd speelt het verhaal zich af? Welke verschillen en gelijkenissen vertoont deze plaats met je eigen omgeving?
Persoonsgebonden
  • Komen er conflicten voor in het verhaal? Beschrijf het conflict en leg uit voor welke partij jij het meeste begrip kan opbrengen. 
  • Staat het personage voor een moreel dilemma? Welk dilemma? Kan jij de keuze van het personage begrijpen? 



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Richtvragen
Binnenstappen in de tekst: 
  • Zijn er specifieke zinnen of passages die je mooi vond? Welke en waarom?
  • Kan je jou identificeren met de personages?
  • Vanuit welk perspectief wordt het verhaal verteld? Op welke manier word je als lezer in het verhaal getrokken?
  • Hoe beschrijft de auteur de ruimte en de omgeving in het verhaal? Kan je je hier een beeld bij vormen? Welke details helpen je hierbij?
  • 15. Kan je de ruimte in het verhaal vergelijken met een ruimte die je kent in je eigen leven? Welke overeenkomsten zijn er?



Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Richtvragen
  • Wat vind je van de normen en waarden van het personage? Kan je jezelf hierin vinden? Waarom wel/niet?
  • Zijn er personages die zich verzetten tegen bepaalde maatschappelijke verwachtingen?

Kunstzinnige vorming
  • Hoe draagt het taalgebruik van de auteur bij aan de sfeer en het gevoel van de tekstwereld?
  • Kan je beeldspraak herkennen in de tekst? Welke betekenis zit erachter? Wat vind je hiervan?
  • Welke beelden roept de tekst bij jou op?



Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Richtvragen
Kritiek
  • Hoe beoordeel je de setting van het verhaal? Is de wereld waarin het verhaal zich afspeelt goed uitgewerkt en geloofwaardig?
  • Wat vind je van de dialogen in het boek? Zijn ze natuurlijk en overtuigend of juist geforceerd en onnatuurlijk?
  • Wat vind je van de interactie tussen de personages? Zijn de conflicten goed uitgewerkt en geloofwaardig?

Stilstaan bij stijl:
1. Hoe beoordeel je de schrijfstijl van de auteur? Wat zijn sterke en zwakke punten?
2. Vind je de schrijfstijl passend bij het thema? Waarom?




Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Luistertoets
We lezen drie hoofdstukken uit deze roman. Deze hoofdstukken koppelen we aan drie functies van de literatuur:



  1. Culturele vorming: we leren andere werelden van binnenuit kennen.
  2. Sociale vorming: Welke conflicten komen voor in het verhaal? Hoe sta jij er tegenover? 
  3. Persoonsvorming: kan je je herkennen in het personage? 

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

een synthese schrijven
pg.93

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Les 9 - een synthese schrijven
pg.93

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

een samenvatting met informatie uit verschillende bronnen
pg.96

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

pg.96

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Welke tips heb je voor het maken van een goede samenvatting?

Slide 39 - Mind map

This item has no instructions

pg.96

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

pg.96

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Een synthese schrijven
Maak deze oefening in Bookwidgets. Ontdek zo stap voor stap hoe je een synthese schrijft. 
Nederlands 6BCW/6WW - oefeningen - 6 - Les 9
  • Een synthese schrijven oriënteren

Houd ook je boek bij de hand, zodat je de teksten grondig kan verwerken. 

Je synthese schrijf je in een andere oefening. Zorg dat je eerst de oriëntatie juist hebt.

pg.98-103

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

wetenschappelijk schrijven
eigen materiaal

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Slide 44 - Video

This item has no instructions

Slide 45 - Link

This item has no instructions

Soorten bijzinnen

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

soorten bijzinnen
In sommige bijzinnen ontbreken het onderwerp en de persoonsvorm. Deze noemen we de beknopte bijzin. Het onderwerp in de beknopte bijzin is hetzelfde onderwerp als in de hoofdzin. Daarom kan je het onderwerp in de bijzin weglaten. We kennen drie soorten bijzinnen:
  1. Het gezegde is ofwel een infinitief (met of zonder "om te"),
  2. Onvoltooid deelwoord (fluitend
  3. Voltooid deelwoord
Voorbeelden: 
  • We hebben geleerd netjes met mes en vork te eten. 
  • fluitend dekt Anna de tafel.  (fluitend = bepaling van gesteldheid)
  • Moeten winnen maakt mij altijd zo nerveus  ( = onderwerp)
  • Ik haat het om te moeten winnen  (= lijdend voorwerp)

TW pg.146

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Ik heb gehoord dat hij weer terug is.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Dat hij is teruggekomen verbaast me niets.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Hij besloot om het land te ontvluchten toen de situatie te gevaarlijk werd.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Helemaal opgevrolijkt fietste Jeffrey naar huis.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Dat jij gelukkig bent, maakt mij weer gelukkig.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Ik zal een leuk filmpje op YouTube zoeken om je op te vrolijken.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 53 - Quiz

This item has no instructions

Ik hoop dat je gelijk hebt.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Als het mooi weer blijft, gaan we zwemmen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Ik ben het beu om steeds jouw rotzooi te moeten opruimen.
A
onderwerpzin
B
lijdend voorwerpzin
C
bijwoordelijke bijzin
D
beknopte bijzin

Slide 56 - Quiz

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
foutief beknopte bijzinnen
TW pg.146






voorbeelden:
Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 58 - Quiz

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Na een halfuur in de oven te hebben gestaan, aten de gasten de pizza helemaal op.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 59 - Quiz

This item has no instructions

Vrolijk dansend werden de aardappelen geschild.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions

Na liedjes gezongen te hebben, zetten de kindjes hun schoentje voor Sinterklaas.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 61 - Quiz

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
Eenmaal op de camping aangekomen, begon onze langverwachte vakantie.
A
juiste beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 62 - Quiz

bijwoordelijke bepaling (oorzaak)
soorten bijzinnen
Een betrekkelijke bijzin is een bijzin die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord  of bijwoord (bv. die / waarop / waar) en die bij een zelfstandig naamwoord hoort. 
  • Mijn broer, die in Leuven woont, is morgen jarig. 
  • Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.
  • Ik kon het filmpje dat ik zocht niet vinden. 

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

Benoem de betrekkelijke bijzinnen in onderstaande zinnen



Geef ook aan bij welk zelfstandig naamwoord ze horen. 
  • De vaders die mee zijn geweest op schoolkamp, zijn eigen helden. 
  • De vraag hoe het op school was, levert zelden een antwoord op. 
  •  Is het trapje waarop Menno staat wel veilig? 
  • Leila had een gevoel alsof ze droomde toen ze hoorde dat ze geslaagd was. 
pg.258

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

Bookwidget

Slide 65 - Slide

This item has no instructions