1. Sander is extra vroeg van huis gegaan.
2. Laura wilde een nieuwe boot kopen op Sint-Maarten
3. Ik heb een auto met een panoramadak, een navigatiesysteem en een afneembare trekhaak
4. In de loop van de kerstnacht bedekt een uitgestrekt neerslaggebied het hele land.
5. De dierenarts moest gisteren heel vroeg op pad.