De brug - oefenen grammatica so

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
15 minuten lezen
Oefenen grammatica zinsontleding en woordsoorten
Voorbereiden!!

Slide 3 - Slide

Welke zinsdelen ken je?

Slide 4 - Mind map

Welke woordsoorten ken je?

Slide 5 - Mind map

Zinsdelen

Je gaat per woordgroep/zinsdeel kijken wat het is.

- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
Woordsoorten

Je gaat per individueel woord kijken wat voor soort woord het is.

- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
-Werkwoord
- voorzetsel

Slide 6 - Slide

Zinsdelen oefenen
1. Sander is extra vroeg van huis gegaan.
2.  Laura wilde een nieuwe boot kopen op Sint-Maarten
3. Ik heb een auto met een panoramadak, een navigatiesysteem en een afneembare trekhaak
4. In de loop van de kerstnacht bedekt een uitgestrekt neerslaggebied het hele land.
5. De dierenarts moest gisteren heel vroeg op pad.

Slide 7 - Slide

Woordsoorten oefenen
1. Sander is extra vroeg van huis gegaan.
2. Laura wilde een nieuwe boot kopen op Sint-Maarten
3. Ik heb een auto met een panoramadak, een navigatiesysteem en een afneembare trekhaak
4. In de loop van de kerstnacht bedekt een uitgestrekt neerslaggebied het hele land.
5. De dierenarts moest gisteren heel vroeg op pad.

Slide 8 - Slide

Benoem van het woord het woordsoort of het zinsdeel.

Slide 9 - Slide

De ouders van de speelsters kwamen de tevreden maar vermoeide speelster ophalen

kwamen
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

De ouders van de speelsters kwamen de tevreden maar vermoeide speelster ophalen

De ouders van de speelsters
A
Persoonsvorm
B
werkwoordelijk gezegde
C
Lijdend voorwerp
D
Onderwerp

Slide 11 - Quiz

De ouders van de speelsters kwamen de tevreden maar vermoeide speelster ophalen

speelsters
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel

Slide 12 - Quiz

In de supermarkt koop ik een potje appelmoes
Wat is het onderwerp?

A
In de supermarkt
B
koop
C
ik
D
een potje appelmoes

Slide 13 - Quiz

In de supermarkt koop ik een potje appelmoes
Wat is supermarkt voor woordsoort?
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 14 - Quiz

In de supermarkt koop ik een potje appelmoes
Wat is het lijdend voorwerp?
A
In de supermarkt
B
koop
C
ik
D
een potje appelmoes

Slide 15 - Quiz

In de supermarkt koop ik een potje appelmoes
Wat is 'in' voor woordsoort?
A
lw
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 16 - Quiz

Nu oefenen op cambiumned.nl

Slide 17 - Slide