1. Stelling 1: Geluid verplaatst zich alleen in lucht. Stelling 2: De geluidssterkte meet je met een decibelmeter.
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is niet juist.
C
Stelling 1 is niet juist. Stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn niet juist.
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
1. Stelling 1: Geluid verplaatst zich alleen in lucht. Stelling 2: De geluidssterkte meet je met een decibelmeter.
A
Beide stellingen zijn juist.
B
Stelling 1 is juist. Stelling 2 is niet juist.
C
Stelling 1 is niet juist. Stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn niet juist.
Slide 1 - Quiz
2. Cedric ziet het bliksemen in de verte. Hij hoort 8 seconden later de donder. Bereken hoever de onweersbui van hem weg is. geluidssnelheid in lucht = 343 m/s.
Slide 2 - Open question
3. Noem 3 manieren hoe je bij een snaarinstrument ervoor kan zorgen, dat de toon hoger wordt.
Slide 3 - Open question
4. Over geluid worden 2 uitspraken gedaan. Welke van de uitspraken zijn juist. 1. De toonhoogte van het geluid is afhankelijk van de frequentie. 2. De geluidsterkte is afhankelijk van de amplitude.
A
Alleen 1 is juist.
B
Zowel 1 als 2 zijn juist.
C
Geen van beide zijn juist.
D
Alleen 2 is juist.
Slide 4 - Quiz
5. Voor de lengte van een klankkast geldt; Frequentie x lengte = 85 Met de frequentie in Hertz en de lengte in m. Bereken hoe groot de klankkast moet zijn in hele cm om een frequentie van 440 Hz te kunnen weergeven.
Slide 5 - Open question
6. Wat is de trillingstijd van de volgende trilling. 1 hokje op de oscilloscoop is 10 ms.
A
0,25 s
B
2,5 s
C
0,025 s
D
25 s
Slide 6 - Quiz
7. Het audiologisch centrum van Zwolle maakt audiogrammen om het gehoor van verschillende personen te meten. Wat meten ze met zo'n gehoortest? Leg uit!
Slide 7 - Open question
8. Je zingt een hoge C (frequentie is 523 Hz) en je houdt de toon precies 15 seconden aan. Bereken hoeveel trillingen je stembanden maken in die 15 seconden
Slide 8 - Open question
9. Een vleermuis maakt geluid met een heel korte trillingstijd. Je kunt dat geluid niet horen. Het geluid heeft een geluidsniveau van wel 110 dB. Waarom kun je dat geluid niet horen?
A
De frequentie is te hoog
B
De frequentie is te laag
C
Het geluid is te hard
D
Het geluid is te zacht
Slide 9 - Quiz
10. Op welke drie plekken kun je geluidsoverlast tegengaan? Noem bij elke plek ook een voorbeeld.
Slide 10 - Open question
11. Een vliegtuig maakt een geluid van 112 dB. Hoeveel motoren heeft dit vliegtuig als een motor 103 dB produceert?
A
8
B
6
C
3
D
2
Slide 11 - Quiz
12. De politie meet de geluidsterkte van een stilstaande brommer zonder gas te geven. De decibelmeter geeft 75 dB aan. Hoeveel van dit soort brommers maken op deze manier een geluidsterkte van 90 dB?
A
90 Brommers
B
75 Brommers
C
32 Brommers
D
16 Brommers
Slide 12 - Quiz
13. Sonar is een dieptemeter van een boot. De sonar stuurt een geluidspuls naar de bodem. De meter ontvangt de echo 0,094s later. Hoe diep is de zee op deze plaats? Geluidssnelheid in water= 1510 m/s
Slide 13 - Open question
Bij het bepalen van de bovenste gehoorgrens van Jos vindt een audioloog 10 000Hz. Lees uit de grafiek af welke leeftijd hierbij hoort.