This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag in de les doen?
Overleg met je klasgenoot.
timer
0:20
Slide 2 - Slide
La clase anterior
Habla con tu compañero/a de clase sobre la clase anterior y contesta a estas preguntas:
1. Welk vaardigheidstoets heb je afgemaakt?
2. Wat heb je van die toets geleerd? Wees daarbij zeer concreet.
3. Hoe ziet de mondeling eruit?
4. Wat moet je precies doen voor de mondeling?
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Mondeling
In tweetallen (jullie mogen de tweetallen maken)
in de gang
10 min.
De docent en jullie stellen vragen in het Spaans aan elkaar.
Er wordt gekeken naar:
je uitspraak
je vocabulaire
je begrip
hoe snel je reageert
je interactie
Als je geen mondeling hebt, of je bent klaar met je mondeling dan MOET je de lessenup maken in de les ter voorbereiding op de toets in de toetsweek of nieuwe stof (zoals het weer en de vakantie)
Je moet de lessonup in de les afmaken. Er wordt rustig gewerkt.
Slide 4 - Slide
Onderwerpen
Onderwerpen:
familie/huisdieren/hobby's
school: je vakken, lievelingsvakken/minder leuke vakken, rooster
routine: wat doe je in de ochtend, middag, s'avonds (onregelmatige werkwoorden! dagen, kloktijden)
Slide 5 - Slide
Nuttige zinnen
Schrijf 4 Nederlandse zinnen op in je schrift die je nodig kan hebben voor bij de mondeling of als je met Spaanstalig iemand gaat praten.
Bespreek de zinnen met je klasgenoot.
Zoek nu de vertaling in het woordenboek op en schrijf ze op
timer
3:00
Slide 6 - Slide
Frases útiles = nuttige zinnen
¿Puedes repetir, por favor?
Kun je het herhalen, a.u.b?
No comprendo/entiendo.
Ik begrijp het niet.
No lo sé.
Ik weet het niet.
¿Qué significa....?
Wat betekent?
¿Cómo se dice...?
Hoe zeg je....
Un momento, por favor
Een ogenblik, a.u.b.
Tengo una pregunta.
Ik heb een vraag.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Hablar sobre familia/mascotas/aficiones
¿Cómo es tu familia?
¿Cuántos hermanos tienes?
¿Cómo se llama tu mejor amigo/a?
¿Quién es tu hermano/a favorito/a?
¿Puedes describir a tu madre?
¿Tienes mascotas?
¿Qué te gusta hacer en tu tiempo libre?
¿Cuáles son tus aficiones?
¿Cuándo es tu cumpleaños?
¿Cuántos años tienes?
Stel aan
elkaar in het Spaans deze vragen.
timer
4:00
Tegen wat loop je aan?
Slide 9 - Slide
Hablar sobre el instituto
¿Cuál es tu asignatura favorita?
¿Qué asignaturas te gustan mucho?
¿Qué asignatura odias?
¿Cuántas asignaturas tienes los viernes?
¿A qué hora tienes inglés los lunes?
¿A qué hora es tu recreo?
¿Cuándo tienes español?
¿Qué días tienes educación física?
timer
4:00
Slide 10 - Slide
Hablar sobre la rutina
¿A qué hora te levantas los lunes?
¿Cuándo te duchas?
¿Cómo es tu rutina los martes por la mañana?
¿Qué haces después del instituto?
¿Cuándo empiezan tus clases?
¿A qué hora terminas?
¿Cómo es tu rutina los fines de semana?
¿Qué te gusta hacer después del cole?
timer
4:00
Slide 11 - Slide
La evaluación
Levanta si estás de acuerdo:
1. Ik weet hoe de mondeling eruit ziet.
2. Ik weet hoe ik me kan voorbereiden voor de mondeling.
3. Ik weet wanneer ik aan de beurt ben voor de mondeling.